Tussen Wasmachines en Warmte: Mijn Zoektocht naar Geluk

‘Jeroen, denk je nou echt dat een vaatwasser mijn gezelschap kan vervangen?’ De stem van mijn vrouw, Marieke, trilde van woede en verdriet. Ik stond in de keuken, omringd door glimmende apparaten die ik met zorg had uitgekozen. De nieuwste wasmachine, een slimme koelkast die zelf boodschappen bestelde, een robotstofzuiger die elke kruimel opspoorde. Alles draaide om efficiëntie. Alles draaide om controle.

Maar Marieke keek me aan alsof ik haar had verraden. En misschien had ik dat ook wel gedaan.

‘Je begrijpt het niet,’ probeerde ik, mijn stem schor. ‘We hebben het zo druk. Jij met je werk op de basisschool, ik met mijn consultancy. Als we nou gewoon alles automatiseren, houden we tijd over voor elkaar.’

Ze lachte schamper. ‘Wanneer heb je voor het laatst écht naar me geluisterd, Jeroen? Je praat meer tegen die apparaten dan tegen mij.’

Die woorden bleven hangen, als een koude tocht door ons huis in Utrecht. Ik probeerde haar blik te ontwijken, maar haar ogen boorden zich in de mijne. Het was niet de eerste keer dat we deze discussie hadden. Sinds ik was begonnen met het vervangen van kleine huiselijke taken door technologie, was er iets veranderd tussen ons. Eerst was het handig geweest: geen ruzie meer over wie de was deed, nooit meer vergeten melk te kopen. Maar langzaam sloop er iets anders binnen. Stilte. Afstand.

Die avond lag ik wakker in bed. Marieke lag met haar rug naar me toe, haar ademhaling onregelmatig. Ik dacht aan vroeger, aan onze studententijd in Groningen. Hoe we samen urenlang konden praten over alles en niets. Hoe we samen lachten om de meest simpele dingen: een mislukte pannenkoek, een regenbui tijdens een picknick in het Noorderplantsoen.

Nu leek alles gladgestreken, geordend, efficiënt – maar ook leeg.

De volgende ochtend stond ik op voordat de wekker ging. De geur van verse koffie vulde de keuken – automatisch gezet door het nieuwe koffieapparaat. Marieke kwam binnen, haar ogen rood van het huilen.

‘Ik ga een paar dagen naar mijn zus in Amersfoort,’ zei ze zachtjes. ‘Ik moet nadenken.’

Ik knikte alleen maar. Wat moest ik zeggen? Dat ik haar begreep? Dat ik alles zou veranderen? Ik wist het niet meer.

De dagen daarna vulde ik mijn tijd met werk en klusjes die de apparaten niet konden doen. Maar het huis voelde hol zonder Marieke’s aanwezigheid. Zelfs de kat, Brammetje, leek haar te missen; hij miauwde bij de deur en negeerde mijn pogingen tot aaien.

Op een avond zat ik aan de eettafel, alleen, terwijl de robotstofzuiger zijn rondjes draaide en de oven automatisch een lasagne bereidde. Ik keek naar mijn telefoon en scrolde doelloos door oude foto’s: Marieke lachend op het strand van Scheveningen, wij samen op de fiets langs de Vecht, haar hand in de mijne.

Plotseling voelde ik tranen prikken achter mijn ogen. Wat had ik gedaan? Was dit nu het leven dat ik wilde? Alles perfect geregeld, maar zonder warmte?

Mijn moeder belde die avond. ‘Jeroen, hoe gaat het met je?’ vroeg ze bezorgd.

‘Goed hoor mam,’ loog ik.

Ze zweeg even. ‘Je klinkt niet goed. Is er iets met Marieke?’

Ik slikte. ‘Ze is weg… Nou ja, even bij haar zus.’

‘Ach jongen toch,’ zei ze zachtjes. ‘Weet je nog hoe je als kind altijd alles zelf wilde doen? Je wilde nooit hulp vragen. Maar sommige dingen kun je niet alleen oplossen.’

Haar woorden raakten me dieper dan ik wilde toegeven.

De dagen werden weken. Marieke stuurde af en toe een berichtje: ‘Het gaat wel’, ‘Ik heb nagedacht’, ‘We moeten praten’. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Dus zei ik niets.

Op een zaterdagmiddag stond mijn vader ineens voor de deur. Hij keek rond in mijn perfect opgeruimde huis en schudde zijn hoofd.

‘Je hebt het hier goed voor elkaar,’ zei hij langzaam. ‘Maar waar ben jij gebleven in dit alles?’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Weet je nog hoe je moeder en ik vroeger altijd ruzie hadden over wie de afwas deed?’ vroeg hij plotseling.

Ik glimlachte flauwtjes. ‘Ja, jullie maakten er een wedstrijd van.’

‘Precies,’ zei hij. ‘En weet je waarom? Omdat we samen waren. Omdat we samen lachten om die stomme borden en glazen. Het ging niet om de afwas, Jeroen. Het ging om samen zijn.’

Die avond bleef zijn opmerking door mijn hoofd spoken. Ik keek naar de apparaten om me heen – allemaal bedoeld om tijd te besparen, maar wat deed ik met die tijd? Vulde ik hem met liefde? Met aandacht?

Toen Marieke na drie weken thuiskwam, stond ik haar op te wachten in de gang.

‘Ik heb nagedacht,’ begon ze voorzichtig.

‘Ik ook,’ onderbrak ik haar zachtjes.

Ze keek me verbaasd aan.

‘Ik dacht dat als ik alles automatiseerde, we meer tijd zouden hebben voor elkaar,’ zei ik langzaam. ‘Maar eigenlijk heb ik ons juist buitengesloten.’

Ze knikte langzaam.

‘Weet je nog die avond dat we samen pannenkoeken bakten en alles mislukte?’ vroeg ze ineens.

Ik lachte door mijn tranen heen. ‘Ja… De keuken zat onder het beslag.’

‘Dat was misschien wel onze gelukkigste avond,’ fluisterde ze.

We stonden daar samen in de gang, tussen de jassen en schoenen, en ineens voelde het alsof er weer iets openbrak tussen ons.

‘Misschien moeten we sommige dingen gewoon weer samen doen,’ zei ze voorzichtig.

‘Ja,’ fluisterde ik terug.

Die avond kookten we samen – zonder hulp van apparaten – en praatten we tot diep in de nacht over alles wat ons bezig hield: werkstress, kinderwens, angsten voor de toekomst.

Langzaam kwam er weer warmte in huis.

Soms betrapte ik mezelf erop dat ik nog steeds naar oplossingen zocht in technologie: een app om onze agenda’s te synchroniseren, een slimme speaker voor muziek tijdens het koken. Maar steeds vaker koos ik ervoor om gewoon naast Marieke te zitten op de bank, haar hand vast te houden en te luisteren naar haar verhalen over school of haar dromen voor later.

Het leven werd rommeliger – er bleef wel eens een bord staan, de was stapelde zich soms op – maar het voelde echter dan ooit tevoren.

Nu vraag ik me af: hoeveel van ons proberen hun leven zo efficiënt mogelijk te maken dat ze vergeten waar het echt om draait? Is gemak belangrijker dan verbinding? Of zijn juist die kleine imperfecties en gedeelde momenten de ware rijkdom van ons bestaan?