Tussen Zussen en Zonen: Een Onophoudelijke Strijd

‘Waarom moet Michael altijd alles beter doen dan Jackson?’ De woorden van Sarah galmen nog na in mijn hoofd terwijl ik de vaatwasser uitruim. Mijn handen trillen een beetje. Het is weer zo’n zondagmiddag waarop de spanning in huis te snijden is. Karen zit met haar armen over elkaar aan de keukentafel, haar blik strak op het tafelblad gericht. Sarah staat bij het raam, haar schouders gespannen.

‘Ik probeer alleen maar het beste voor mijn zoon,’ zegt Karen, haar stem schor van ingehouden woede. ‘Dat weet je toch, mam?’

Ik slik. Wat moet ik zeggen? Dat ik het begrijp? Dat ik het niet begrijp? Ik voel me verscheurd tussen mijn dochters. Karen, altijd zo gevoelig, zo onzeker. Sarah, die alles lijkt te kunnen zonder moeite. En nu hun zonen, Michael en Jackson, die ongewild pionnen zijn geworden in een strijd die al begon toen hun moeders nog kinderen waren.

Vroeger was het subtieler. Karen kwam vaak huilend thuis uit school. ‘Sarah krijgt altijd alles voor elkaar! Waarom lukt het mij nooit?’ Ze zat uren boven haar huiswerk gebogen, terwijl Sarah beneden met vriendinnen lachte. Ik probeerde ze allebei evenveel aandacht te geven, maar het voelde altijd alsof ik tekortschiet.

Nu zijn ze volwassen. Karen woont in een rijtjeshuis in Amersfoort, Sarah in een modern appartement in Utrecht. Ze zien elkaar vooral op familiefeestjes en verjaardagen, waar de spanning altijd onderhuids aanwezig is. Maar sinds Michael en Jackson er zijn, lijkt het alsof de rivaliteit een nieuw leven heeft gekregen.

‘Mam, kijk eens naar Michael’s rapport!’ Karen duwt het papier onder mijn neus. ‘Alleen maar achten en negens!’

Sarah rolt met haar ogen. ‘Jackson doet het ook goed, hoor. Maar hij hoeft niet overal de beste in te zijn.’

‘Dat zeg je alleen omdat hij niet zulke cijfers haalt als Michael,’ bijt Karen haar toe.

Ik voel hoe mijn maag zich samenknijpt. De jongens zitten in de woonkamer te gamen, onbewust van de spanning in de keuken. Of misschien ook niet – kinderen voelen meer aan dan wij denken.

Op een dag belt Karen me huilend op. ‘Mam, Michael is gepest op school omdat hij zo goed presteert. Ze noemen hem een streber.’

Ik probeer haar te troosten, maar diep vanbinnen vraag ik me af of haar drang om te winnen niet ook een last voor Michael is geworden. Heeft hij ooit de kans gehad om gewoon zichzelf te zijn?

Sarah belt later die week. ‘Jackson wil niet meer naar voetbal omdat Michael altijd wint met rennen tijdens de training. Hij zegt dat hij nooit goed genoeg is.’

De pijn in haar stem snijdt door me heen. ‘Misschien moeten we ze gewoon hun eigen weg laten gaan,’ stel ik voorzichtig voor.

‘Dat probeer ik al jaren, mam,’ zucht Sarah. ‘Maar Karen blijft overal een wedstrijd van maken.’

De situatie escaleert tijdens Kerstmis. We zitten met z’n allen aan tafel; mijn man Jan probeert het gesprek luchtig te houden, maar het lukt niet echt.

‘Michael heeft zich opgegeven voor de wiskundeolympiade,’ zegt Karen trots.

‘Wat leuk,’ zegt Sarah vlak, terwijl ze haar servet vouwt.

‘Jackson houdt meer van tekenen,’ voeg ik toe, hopend op wat balans.

‘Ja, maar daar kom je niet ver mee,’ sneert Karen.

Jackson kijkt naar zijn bord en zwijgt. Michael schuift ongemakkelijk op zijn stoel.

Na het eten trek ik me terug in de keuken. Jan komt naast me staan en legt zijn hand op mijn schouder.

‘Je kunt ze niet veranderen,’ zegt hij zacht.

‘Maar ik wil niet dat onze kleinkinderen hieronder lijden,’ fluister ik terug.

Die nacht lig ik wakker. Mijn gedachten razen: Had ik vroeger iets anders moeten doen? Heb ik Karen te weinig zelfvertrouwen gegeven? Heb ik Sarah te veel laten gaan? Waarom kunnen ze elkaar niet gewoon accepteren zoals ze zijn?

Een paar weken later krijg ik een appje van Michael: ‘Oma, mag ik bij jou logeren?’

Als hij er is, praten we samen op de bank. Hij kijkt me aan met grote ogen.

‘Oma, waarom zijn mama en tante Sarah altijd boos op elkaar?’

Ik slik en aai hem over zijn haar. ‘Ze houden allebei heel veel van jou en Jackson. Soms vergeten grote mensen dat het niet altijd om winnen gaat.’

Hij knikt langzaam. ‘Ik wil gewoon vrienden zijn met Jackson.’

Mijn hart breekt een beetje.

Op een zondag nodig ik Sarah en Karen uit voor koffie – zonder de jongens erbij. De spanning is voelbaar zodra ze binnenkomen.

‘We moeten praten,’ begin ik voorzichtig.

Karen kijkt weg, Sarah zucht diep.

‘Jullie houden allebei van jullie kinderen,’ zeg ik zacht. ‘Maar deze strijd… het maakt niemand gelukkig.’

Karen barst in tranen uit. ‘Ik wil gewoon dat Michael gelukkig is! Maar ik ben zo bang dat hij net als ik altijd achterloopt.’

Sarah’s gezicht verzacht. ‘Karen… jij loopt nergens achter. Je bent mijn zus.’

Het is stil. Voor het eerst in jaren lijkt er iets te breken – of misschien juist te helen – tussen hen.

We praten urenlang; over vroeger, over hun onzekerheden, over hun dromen voor hun kinderen. Het is geen wondermiddel – de pijn zit diep – maar er ontstaat iets nieuws: begrip.

De weken daarna merk ik kleine veranderingen. Karen vraagt hoe het met Jackson gaat zonder meteen over Michael te beginnen. Sarah stuurt foto’s van Jacksons tekeningen naar Karen.

Het zal nooit perfect worden – misschien hoort dat ook bij familie – maar er is hoop.

Soms vraag ik me af: hoeveel invloed heb je als moeder echt? Kun je ooit genoeg doen om je kinderen gelukkig te maken? Of moeten we leren loslaten en vertrouwen dat liefde uiteindelijk wint?