Vechten voor Mijn Zoon: De Erfenis, Mijn Man en Zijn Familie

‘Dus je wilt het geld niet gebruiken voor de verbouwing?’ Bart’s stem trilt, zijn handen klemmen zich om de rand van de keukentafel. Ik kijk naar hem, naar de rimpel tussen zijn wenkbrauwen die altijd verschijnt als hij boos is. ‘Het is niet ons huis, Bart. Waarom zou ik mijn erfenis investeren in iets wat niet van ons is?’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil.

Hij zucht diep, draait zich om en kijkt uit het raam naar de regen die tegen het glas slaat. ‘Je denkt altijd zo klein, Marieke. Dit is een kans. We kunnen het appartement opknappen, misschien krijgen we dan eindelijk het huurcontract op onze naam.’

Ik voel de paniek in mijn borst groeien. Sinds mijn moeder vorig jaar overleed en ik onverwacht 125.000 euro erfde, lijkt alles veranderd. Bart was eerst blij voor me, maar nu voelt het alsof het geld een wig drijft tussen ons. En dan zijn er nog zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk, Lotte en Daan. Ze zijn 19 en 21, komen alleen langs als ze iets nodig hebben, maar hun moeder, Ingrid, laat geen kans onbenut om me eraan te herinneren dat zij ook recht hebben op ‘hun deel’.

‘Je weet dat Lotte binnenkort wil gaan studeren in Utrecht,’ zegt Bart plotseling. ‘Misschien kunnen we haar helpen met een kamer.’

‘Met mijn geld?’ vraag ik scherp. Hij kijkt me gekwetst aan.

‘Het is toch ook een beetje van ons allemaal?’

Ik bijt op mijn lip. ‘En wat als er iets met onze zoon gebeurt? Met Thijs? Hij is pas acht. Ik wil dat hij later ook iets heeft.’

Bart loopt naar me toe en legt zijn hand op mijn schouder. ‘We zijn een gezin, Marieke. Je moet niet zo denken in hokjes.’

Maar ik voel me alleen. Sinds de erfenis is alles veranderd. Mijn schoonmoeder, Ria, belt me nu elke week met goedbedoelde adviezen: ‘Je moet investeren, Marieke! Geld op de bank levert niks op.’ Maar als ik voorzichtig opper dat ik misschien een spaarrekening voor Thijs wil openen, klinkt ze teleurgesteld: ‘Ach meisje, je moet ook aan de toekomst van de hele familie denken.’

De spanning thuis loopt op. Thijs merkt het ook. Hij vraagt steeds vaker of papa en mama ruzie hebben. Ik probeer hem gerust te stellen, maar soms hoor ik mezelf schreeuwen tegen Bart als hij weer begint over de verbouwing of over Lotte’s studie.

Op een avond zit ik alleen aan de keukentafel, het testament van mijn moeder in mijn handen. Haar handschrift is bibberig, maar duidelijk: ‘Voor Marieke, zodat ze zich nooit zorgen hoeft te maken.’ Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Mijn moeder wist hoe onzeker ik altijd was over geld. Zij had nooit veel gehad; haar hele leven werkte ze als caissière bij de Albert Heijn in Amersfoort.

De volgende dag komt Ingrid onaangekondigd langs. Ze staat in de deuropening met haar armen over elkaar.

‘Ik wil even praten,’ zegt ze zonder omwegen.

Ik knik en laat haar binnen. Ze kijkt rond alsof ze alles inspecteert.

‘Lotte maakt zich zorgen,’ begint ze. ‘Ze hoort van Bart dat er geld is, maar ze weet niet of jij haar buiten wilt sluiten.’

‘Het is mijn erfenis,’ zeg ik zacht.

Ingrid lacht schamper. ‘Maar Bart is haar vader. En jullie zijn getrouwd. Volgens de wet…’

‘Volgens de wet is het geld van mij zolang ik leef,’ onderbreek ik haar. Mijn stem klinkt steviger dan ik me voel.

Ze zucht en kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken: medelijden vermengd met minachting. ‘Denk je echt dat je gelukkig wordt als je alles voor jezelf houdt?’

Die avond barst de bom tussen Bart en mij.

‘Je maakt het onmogelijk!’ roept hij. ‘Mijn kinderen voelen zich buitengesloten! Lotte denkt dat je haar haat!’

‘Ik haat niemand!’ gil ik terug. ‘Maar dit geld is van mij! Mijn moeder heeft het voor mij nagelaten! Voor Thijs!’

Hij slaat met zijn vuist op tafel. ‘En ik dan? Ben ik niets meer dan een passant in jouw leven?’

Ik ren naar de slaapkamer en sluit mezelf op. Tranen stromen over mijn wangen terwijl ik naar het plafond staar. Hoe ben ik hier beland? Waarom voelt het alsof iedereen aan me trekt?

De weken daarna praten Bart en ik nauwelijks met elkaar. Thijs wordt stiller, eet slecht en klaagt over buikpijn. Op een dag komt zijn juf naar me toe op het schoolplein.

‘Is alles goed thuis?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik knik snel, maar voel hoe mijn gezicht rood wordt.

‘s Nachts lig ik wakker naast Bart, die met zijn rug naar me toe ligt te snurken. Ik denk aan vroeger, aan hoe we samen lachten om domme dingen, hoe we droomden van een huisje aan het water in Friesland. Nu lijkt alles ver weg.

Op een zaterdagmiddag komt Ria langs met appeltaart.

‘Je moet niet zo koppig zijn, meisje,’ zegt ze terwijl ze koffie inschenkt. ‘Geld is er om te delen.’

Ik kijk haar aan en voel woede opborrelen.

‘Waarom denkt iedereen dat ze recht hebben op mijn geld?’ vraag ik fel.

Ria schrikt even, maar herpakt zich snel.

‘Omdat jij nu de sleutel tot geluk in handen hebt,’ zegt ze zacht.

Die nacht droom ik van mijn moeder. Ze zit aan de keukentafel en lacht naar me.

‘Laat je niet gek maken, kind,’ zegt ze in mijn droomstem.

De volgende ochtend besluit ik dat het zo niet langer kan. Ik maak een afspraak bij de notaris en laat vastleggen dat het geld alleen voor Thijs bestemd is als mij iets overkomt.

Als Bart het hoort, wordt hij wit van woede.

‘Dus je vertrouwt me niet?’ vraagt hij kil.

‘Ik vertrouw niemand meer,’ fluister ik.

De weken daarna leven we langs elkaar heen. Op een dag komt Thijs thuis met een tekening: drie poppetjes die elkaar vasthouden onder een regenboog.

‘Dit zijn wij,’ zegt hij trots.

Ik slik de brok in mijn keel weg en knuffel hem stevig.

Soms vraag ik me af of geld altijd alles kapotmaakt wat mooi is. Had ik anders moeten kiezen? Of bescherm ik gewoon wat echt belangrijk is?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en je eigen kind? Is er ooit een goede oplossing?