Veertien Weken – Het Verhaal van Marloes
‘Marloes, je moet nu echt beslissen. Je kunt niet blijven twijfelen.’ De stem van mijn moeder klinkt hard, bijna kil, terwijl ze haar armen over elkaar slaat. Ik zit aan de keukentafel in het huis waar ik ben opgegroeid, mijn handen trillend om een kop thee die allang koud is geworden. Buiten regent het zachtjes, de druppels tikken ritmisch tegen het raam. Alles in mij schreeuwt om rust, maar in plaats daarvan voel ik alleen maar chaos.
‘Mam, ik weet het gewoon niet…’ Mijn stem breekt. ‘Het is allemaal zo snel gegaan. Ik…’
‘Je bent vierentwintig, Marloes. Je hebt een studie, een baan in Amsterdam, je woont op jezelf. Dit is niet het moment voor een kind.’
Ze zegt het alsof het allemaal zo logisch is. Alsof ik niet al wekenlang nachten wakker lig, starend naar het plafond van mijn kleine appartement in de Pijp, terwijl ik me afvraag hoe dit ooit goed kan komen. Ik heb niemand verteld dat ik soms hoop dat ik gewoon wakker word en dat alles een nachtmerrie blijkt te zijn.
Mijn vader zwijgt. Hij zit aan de andere kant van de tafel, zijn blik gefixeerd op zijn telefoon. Hij heeft altijd moeite gehad met emoties, zeker als het over mij gaat. Mijn moeder was altijd degene die alles regelde, alles oploste. Maar nu lijkt ze vooral boos te zijn dat ik haar plan heb verpest.
‘En Daan?’ vraagt mijn moeder plotseling. ‘Weet hij het?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee. Ik… Ik weet niet eens of hij het wil weten.’
Daan was nooit echt mijn vriend. We kenden elkaar van de universiteit, zagen elkaar af en toe bij vrienden, en op een avond – veel te veel wijn, veel te veel verlangen naar warmte – gebeurde het gewoon. Daarna werd het stil tussen ons. Geen telefoontjes, geen appjes meer. Alsof we allebei wisten dat het beter was zo.
‘Je moet hem bellen,’ zegt mijn moeder streng. ‘Dit is niet alleen jouw verantwoordelijkheid.’
Ik knik zwijgend, maar diep vanbinnen weet ik dat ik het niet durf. Wat als hij boos wordt? Of erger nog: wat als hij zegt dat ik het alleen moet uitzoeken?
De dagen erna voel ik me als een schim van mezelf. Op mijn werk bij de bibliotheek kan ik me nauwelijks concentreren. Klanten vragen me waar de nieuwste romans liggen en ik wijs ze automatisch de verkeerde kant op. Mijn collega Sanne kijkt me bezorgd aan tijdens de lunchpauze.
‘Gaat het wel?’ vraagt ze zacht.
Ik wil haar vertellen wat er aan de hand is, maar de woorden blijven steken in mijn keel. In plaats daarvan glimlach ik flauwtjes en zeg: ‘Gewoon moe.’
’s Avonds lig ik op bed en staar naar het plafond. Mijn telefoon ligt naast me; Daan’s nummer staat al klaar op het scherm. Mijn duim zweeft boven de belknop, maar ik druk hem niet in.
De weken verstrijken en mijn buik begint langzaam te veranderen. Het voelt onwerkelijk – alsof dit allemaal iemand anders overkomt. Mijn moeder belt elke dag, vraagt of ik al een afspraak heb gemaakt bij de huisarts, of ik al weet wat ik ga doen.
Op een avond barst ik uit elkaar van verdriet en bel ik Sanne toch op.
‘San, ik ben zwanger,’ fluister ik door de telefoon.
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn, maar dan zegt ze: ‘Kom nu naar mij toe.’
Ik fiets door de regen naar haar huis in Amsterdam-Noord. Ze wacht me op met warme thee en een dekentje op de bank.
‘Vertel alles,’ zegt ze zacht.
En voor het eerst vertel ik alles: over Daan, over mijn ouders, over hoe bang ik ben om alleen te zijn. Sanne luistert zonder te oordelen, zonder adviezen te geven die ik niet wil horen.
‘Wat wil jij?’ vraagt ze uiteindelijk.
Die vraag blijft dagenlang in mijn hoofd rondspoken. Wat wil ík? Niet wat mijn moeder wil, niet wat Daan misschien zou willen, niet wat de maatschappij van me verwacht.
Op een zaterdagochtend besluit ik Daan toch te bellen. Mijn handen trillen als hij opneemt.
‘Hoi Daan… Het spijt me dat ik je zo lang niet heb gesproken. Maar er is iets wat je moet weten.’
Hij zwijgt lang nadat ik hem alles heb verteld.
‘Wow…’ zegt hij uiteindelijk zacht. ‘Ik weet echt niet wat ik moet zeggen.’
‘Ik ook niet,’ geef ik toe.
We spreken af om elkaar te zien in een café bij het Vondelpark. Het gesprek is ongemakkelijk; we draaien om elkaar heen, vermijden oogcontact.
‘Wil je het houden?’ vraagt hij uiteindelijk.
‘Ik weet het niet,’ zeg ik eerlijk. ‘Ik ben zo bang om dit alleen te moeten doen.’
Hij knikt langzaam. ‘Ik… Ik weet ook niet of ik dit kan.’
We nemen afscheid zonder echte antwoorden, maar voor het eerst voel ik me iets minder alleen – al is het maar omdat iemand nu weet wat er speelt.
De dagen daarna zijn zwaar. Mijn moeder blijft aandringen op abortus; ze stuurt me zelfs links naar klinieken en artikelen over jonge vrouwen die hun leven “verpestten” door te vroeg moeder te worden.
Mijn vader zegt niets, maar zijn stilte voelt als afkeuring.
Sanne blijft aan mijn zijde; ze gaat mee naar de huisarts en houdt mijn hand vast als ik bloed laat prikken.
Op een avond zit ik alleen in mijn appartement en kijk naar de echo die ik heb gekregen bij de verloskundige. Een klein vlekje op een zwart-wit scherm – dat ben jij dus, denk ik bij mezelf.
Tranen rollen over mijn wangen terwijl ik fluister: ‘Wat moet ik doen?’
De veertiende week breekt aan en de druk wordt ondraaglijk. Mijn moeder belt elke dag; Daan appt af en toe met vragen waar hij zelf geen antwoord op heeft; Sanne probeert me moed in te praten.
Op een nacht droom ik dat ik door een leeg huis loop – overal deuren die dichtvallen zodra ik ze probeer te openen. Ik ren van kamer naar kamer, zoekend naar iets of iemand die me kan vertellen wat juist is.
Als ik wakker word, besef ik dat niemand deze beslissing voor mij kan nemen.
Die middag ga ik naar het strand van Zandvoort – alleen, zonder telefoon, zonder verwachtingen. Ik loop langs de branding en voel voor het eerst sinds weken iets van rust in mezelf neerdalen.
Misschien is er geen goed of fout antwoord. Misschien is er alleen maar moed nodig om te kiezen – wat die keuze ook wordt.
Als ik terugkom in Amsterdam besluit ik mijn moeder te bellen.
‘Mam,’ zeg ik zacht als ze opneemt, ‘ik weet nog steeds niet zeker wat ik ga doen. Maar dit is míjn leven. Ik moet deze keuze zelf maken.’
Ze huilt aan de andere kant van de lijn – voor het eerst sinds weken klinkt haar stem weer warm.
‘Wat je ook kiest, Marloes… Ik hou van je.’
En misschien is dat genoeg voor nu.
Soms vraag ik me af: hoeveel kracht heb je nodig om jezelf trouw te blijven als iedereen iets anders van je verwacht? Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Wat gaf jullie uiteindelijk de doorslag?