Vergeten Liefde: Een Nederlandse Anniversarium vol Stilte

‘Hoe kun je het vergeten zijn, Mark? Hoe kun je… ons vergeten?’ Mijn stem trilde, mijn handen klemden zich om de hals van de wijnfles alsof ik die kon breken en daarmee de stilte tussen ons. Het was onze trouwdag. Ik had me voorgenomen om dit jaar alles anders te doen: geen verwachtingen, geen teleurstellingen. Maar toen ik thuiskwam met een fles rode wijn en zijn favoriete hazelnoottaart van bakkerij De Zoete Verleiding, voelde ik toch die oude hoop in mijn borst kloppen.

Mark zat op de bank, verdiept in zijn laptop. Zijn wenkbrauwen gefronst, zijn mond in een dunne streep. ‘Wat bedoel je?’ vroeg hij zonder op te kijken.

‘Vandaag…’ Ik slikte. ‘Vandaag is het 12 juni. Onze dag.’

Hij keek eindelijk op, zijn ogen leeg, alsof hij me niet herkende. ‘Oh. Ja. Sorry, Lieke. Ik had het druk op werk. De deadline voor het project van Van Dijk is morgen.’

Ik lachte schamper. ‘Van Dijk heeft vaker deadlines dan wij herinneringen.’

Hij zuchtte en sloot zijn laptop. ‘Kunnen we dit niet een andere keer doen? Ik ben echt moe.’

Ik zette de taart op tafel, het mes ernaast. De geur van geroosterde hazelnoten vulde de kamer, maar Mark stond al op en liep naar boven. Zonder nog iets te zeggen.

Ik bleef achter in de keuken, starend naar de lege stoel tegenover me. Mijn gedachten tolden. Was dit het dan? Was dit hoe liefde langzaam verdwijnt, niet met ruzies of schreeuwen, maar met vergeten data en lege blikken?

Mijn telefoon trilde. Een appje van mijn zusje Sanne: ‘Hoe was jullie dag? Heeft Mark weer iets romantisch bedacht?’

Ik typte: ‘Hij is het vergeten.’

Binnen een minuut belde ze. ‘Lieke, kom anders even langs. Je hoeft daar niet alleen te zitten.’

Maar ik bleef zitten, mijn vingers om het glas wijn geklemd. De regen tikte tegen het raam, alsof de wereld me wilde troosten.

De volgende ochtend zat Mark aan tafel met zijn koffie en keek me aan alsof er niets gebeurd was. ‘Wil je nog wat taart?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei ik zacht. ‘Ik heb geen trek.’

Hij knikte en nam een hap, zonder verder iets te zeggen.

Op mijn werk kon ik me niet concentreren. Mijn collega’s vroegen of ik moe was. ‘Slecht geslapen,’ loog ik.

’s Avonds probeerde ik het gesprek aan te gaan. ‘Mark, weet je nog hoe we elkaar leerden kennen? In dat café in Utrecht? Je liet expres je koffie vallen zodat je met me kon praten.’

Hij glimlachte flauwtjes. ‘Ja, dat was grappig.’

‘Vind je ons nog leuk?’ vroeg ik voorzichtig.

Hij haalde zijn schouders op. ‘We hebben het gewoon druk, Lieke. Iedereen heeft dat toch?’

‘Maar we praten niet meer. We lachen niet meer.’ Mijn stem brak.

Hij stond op en liep naar de keuken. ‘Ik moet nog even werken.’

De dagen werden weken. We leefden langs elkaar heen als vreemden in hetzelfde huis. Mijn moeder belde: ‘Lieke, gaat het wel goed tussen jullie? Je klinkt zo anders.’

‘Het gaat wel,’ zei ik altijd.

Tot op een avond Sanne onverwacht voor de deur stond met haar dochtertje Noor aan haar hand.

‘Kom,’ zei ze zacht. ‘We gaan wandelen.’

We liepen langs de grachten van Amersfoort, waar de lantaarns weerspiegelden in het water.

‘Je hoeft niet te blijven als je ongelukkig bent,’ zei Sanne.

‘Maar wat als het mijn schuld is? Misschien verwacht ik te veel,’ fluisterde ik.

Sanne kneep in mijn hand. ‘Liefde is geen eenrichtingsverkeer.’

Thuis vond ik Mark slapend op de bank, zijn laptop nog open op zijn schoot. Ik keek naar hem – de man die ooit alles voor me was, nu een vreemdeling in zijn eigen huis.

De volgende ochtend besloot ik te praten, echt te praten.

‘Mark, zo kan het niet langer. Ik voel me alleen in ons huwelijk.’

Hij keek me aan, eindelijk echt. ‘Ik weet het niet meer, Lieke. Ik voel me leeg.’

‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ stelde ik voor.

Hij knikte langzaam.

We gingen naar relatietherapie bij mevrouw Van der Linden aan de rand van de stad. In haar kamer rook het naar lavendel en oude boeken.

‘Wanneer voelde u zich voor het laatst verbonden met elkaar?’ vroeg ze.

Mark dacht lang na. ‘Misschien toen we samen naar Texel gingen, drie jaar geleden.’

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Toen lachten we nog om alles.’

‘Wat is er sindsdien veranderd?’ vroeg Van der Linden.

Mark haalde zijn schouders op. ‘Werk. Stress. Moeheid.’

‘En liefde?’ vroeg ze zacht.

We zwegen allebei.

Na de sessie reden we zwijgend naar huis.

De weken daarna probeerden we kleine dingen: samen koken, wandelen in het bos bij Soestduinen, oude foto’s bekijken. Soms voelde ik weer iets van vroeger – een glimlach, een aanraking – maar vaak viel het stil.

Op een avond zat Mark weer laat te werken. Ik keek naar hem en vroeg: ‘Ben je gelukkig?’

Hij keek op, zijn ogen moe maar eerlijk. ‘Ik weet het niet meer, Lieke.’

Die nacht lag ik wakker naast hem en dacht aan alles wat we waren geweest – en wat we misschien nooit meer zouden worden.

De volgende ochtend pakte ik mijn tas en vertrok naar Sanne.

‘Soms moet je kiezen voor jezelf,’ zei ze terwijl ze thee voor me zette.

Mark stuurde die dag een bericht: ‘Het spijt me dat ik je liet gaan zonder te vechten.’

Ik huilde om wat verloren was gegaan – niet alleen onze dag, maar ook ons samen-zijn.

Nu zit ik hier aan het raam bij Sanne thuis en kijk naar buiten terwijl Noor speelt met haar poppenhuis.

Was liefde ooit genoeg? Of verliezen we elkaar altijd langzaam in de stilte van alledag?