Verjaardagen zonder Uitnodiging: Het Verhaal van een Onzichtbare Moeder
‘Je hoeft niet te komen, mam. Het is beter zo.’ De woorden van mijn dochter Eva galmen nog steeds na in mijn hoofd, terwijl ik met trillende handen de telefoon neerleg. Buiten is het begin april, de eerste zonnestralen vallen op het natte trottoir van onze straat in Amersfoort. Maar in mij is het koud, ijskoud. Vandaag wordt Eva dertig jaar, en ik ben niet uitgenodigd op haar verjaardag.
Ik ben zestig, en sinds drie jaar werkloos. Mijn man, Jan, overleed toen Eva nog geen tien was. Ik heb haar alleen opgevoed, met alles wat ik had. Ik herinner me nog hoe ze als klein meisje altijd haar hand in de mijne legde als we samen naar de markt gingen. Ze was zachtaardig, behulpzaam, een voorbeeldige leerling op school. Maar nu? Nu lijkt ze verder van me af dan ooit.
‘Mam, je begrijpt het niet,’ zei ze vorige week nog aan de telefoon. ‘Als jij komt, wordt Mark boos. Hij wil geen gedoe.’ Mark, haar man. Sinds hun huwelijk is alles veranderd. Waar Eva vroeger altijd haar zorgen met mij deelde, is er nu afstand. Mark vindt me te bemoeizuchtig, zegt Eva. Maar wat moet ik dan? Ik ben haar moeder!
Ik staar naar de foto’s op mijn kast: Eva als baby in mijn armen, Eva op haar eerste schooldag, Eva die lacht met een gapend gat waar haar voortand zat. Mijn hart trekt samen van gemis. Ik heb alles voor haar gedaan. Toen Jan ziek werd, heb ik nachtenlang aan zijn bed gezeten, terwijl Eva sliep. Na zijn dood werkte ik dubbele diensten in de thuiszorg om rond te komen. Elke euro ging naar Eva’s toekomst.
‘Je moet haar loslaten,’ zegt mijn zus Karin vaak. Maar Karin heeft makkelijk praten; haar kinderen komen elke zondag langs voor koffie en appeltaart. Bij mij blijft het stil. Zelfs op Moederdag krijg ik soms alleen een appje: ‘Fijne dag mam!’ Met een emoji die meer afstand dan warmte uitstraalt.
De klok tikt langzaam richting vier uur – het tijdstip waarop Eva’s feestje begint. Ik stel me voor hoe ze samen met Mark en hun vrienden in hun rijtjeshuis zit, taart eet, lacht. Zou ze aan mij denken? Zou ze zich schuldig voelen?
Mijn gedachten dwalen af naar drie jaar geleden, toen ik mijn baan verloor. De zorginstelling waar ik werkte ging failliet. ‘Het komt wel goed mam,’ zei Eva toen nog bemoedigend. Maar het kwam niet goed. Sollicitatie na sollicitatie leverde niets op; te oud, te duur, te weinig digitaal vaardig. De muren van mijn flat kwamen steeds dichterbij.
‘Misschien kun je vrijwilligerswerk doen?’ stelde Eva voor. Maar zelfs daar voelde ik me niet welkom; de jonge moeders bij de voedselbank keken me aan alsof ik een indringer was.
De afstand tussen mij en Eva werd groter toen ze Mark ontmoette. Hij is accountant, altijd druk, altijd kritisch. De eerste keer dat ik hem ontmoette, voelde ik het al: hij vond mij niet goed genoeg voor zijn vrouw. ‘Je moeder bedoelt het goed,’ hoorde ik hem eens fluisteren tegen Eva in de keuken, ‘maar ze moet leren zich niet overal mee te bemoeien.’
Op hun bruiloft zat ik aan een tafel achterin de zaal, naast een oudtante die niemand kende. Eva straalde in haar witte jurk, maar haar blik gleed steeds langs me heen. Na afloop kreeg ik een bedankje per post.
Sindsdien zie ik haar nauwelijks meer. Ze woont twintig minuten verderop in Soest, maar als ik voorstel om langs te komen, heeft ze altijd een excuus: druk met werk, druk met vrienden, druk met Mark.
‘Misschien moet je haar gewoon verrassen,’ zegt buurvrouw Trudy als ik haar mijn hart lucht bij het koffiezetapparaat in onze gezamenlijke hal. ‘Gewoon aanbellen met een bos bloemen.’
Maar ik durf niet. Wat als Mark open doet? Wat als Eva me wegstuurt waar haar vrienden bij zijn? De schaamte zou ondraaglijk zijn.
Ik besluit een kaart te schrijven:
‘Lieve Eva,
Gefeliciteerd met je verjaardag. Ik hoop dat je een mooie dag hebt met iedereen die je lief is. Weet dat ik altijd aan je denk en van je hou.
Liefs,
Mama’
Ik stop de kaart in een envelop en loop naar de brievenbus op de hoek van de straat. De lucht ruikt naar lente en belofte, maar in mij woedt een storm van verdriet en spijt.
Thuis zet ik een kop thee en probeer mezelf moed in te praten: misschien belt ze straks wel even om te bedanken voor de kaart. Misschien…
De telefoon blijft stil.
’s Avonds kijk ik naar oude videobanden van Eva’s kindertijd – haar eerste stapjes in het park, haar lach als ze op de schommel zit. Tranen prikken achter mijn ogen.
Waarom is het zo moeilijk geworden tussen ons? Heb ik te veel gegeven? Te weinig losgelaten? Of is dit gewoon hoe het gaat als kinderen volwassen worden?
De volgende dag belt Karin.
‘En? Heeft Eva nog iets laten horen?’
‘Nee,’ zeg ik zacht.
‘Ach zus… misschien moet je het gewoon accepteren.’
‘Maar hoe dan?’ Mijn stem breekt.
’s Nachts lig ik wakker en denk aan Jan. Wat zou hij hebben gedaan? Zou hij ook zo machteloos hebben gevoeld?
Een week later krijg ik eindelijk een appje van Eva:
‘Dankjewel voor je kaart mam. Het was gezellig gisteren.’
Meer niet.
Ik staar naar het schermpje en voel hoe de afstand tussen ons onoverbrugbaar lijkt.
Toch besluit ik iets te veranderen. Ik meld me aan bij een cursus schilderen in het buurthuis – iets wat ik altijd al wilde doen maar nooit durfde. De eerste les voel ik me ongemakkelijk tussen de andere vrouwen, maar langzaam begin ik te genieten van het mengen van kleuren en het geluid van kwasten op doek.
Na afloop drink ik koffie met Marijke en Ans uit de groep. We praten over kleinkinderen die nooit bellen, over mannen die er niet meer zijn, over dromen die vervlogen lijken maar toch weer opduiken.
Langzaam groeit er iets nieuws in mij: hoop misschien? Of gewoon berusting?
Op een dag schilder ik een portret van Eva als kind – haar grote blauwe ogen vol vertrouwen naar mij opkijkend. Ik besluit het schilderij naar haar op te sturen met een brief:
‘Lieve Eva,
Ik weet dat we elkaar uit het oog zijn verloren en dat dingen niet makkelijk zijn tussen ons. Maar jij blijft altijd mijn dochter – mijn trots en mijn hoop. Misschien kunnen we ooit weer samen lachen zoals vroeger.
Liefs,
Mama’
Dit keer krijg ik geen antwoord.
Maar ergens geloof ik dat ze het schilderij op een dag zal ophangen – misschien niet nu, maar ooit.
En terwijl ik naar het lege kopje thee op tafel kijk, vraag ik mezelf af: Wanneer is liefde genoeg? En hoeveel afstand kan er zijn voordat je elkaar echt verliest?
Wat denken jullie: moet je blijven hopen op herstel of leren loslaten?
Los laten dit is trekken aan een dood paard ze heeft hier zelf voor gekozen hoe moeilijk ook maar ga verder met je leven en geniet van het leven zolang dat nog kan het leven is te kort ze gaan pas iets missen als het er niet meer is
Ik ben onze zoon kwijt geraakt aan een vrouw die ons te min vond , op haar verjaardag mochten wij niet komen . Want wij paste niet bij haar familie en vrienden , twee dagen later aan mijn zoon gevraagd waarom wij niet welkom waren . Zijn antwoord mam je bent een flapuit zegt soms dingen voor dat je naar denkt . Dat klopt dat is mijn Amsterdamse karakter maar zal nooit iemand kwetsen of pijn doen . En zij vond ons een tokkie , maar ja weet van ons zelf dat wij dat niet waren en ook niet zijn geweest. Al 9 jaar geleden trok hij de deur achter hem dicht en hem nooit meer gezien ,Maar ik blijf hopen dat hij ooit weer voor mijn deur staat , het blijft mijn kind waar ik van hou .
als er andere mensen in het leven van jou kind of kinderen komen bepalen zij wat er verder gaat gebeuren .de klik tussen jou en jou dochter zal pas veranderen als hun relatie stopt.een gevecht om aandacht.geen aandacht aan besteden als het leven moeilijker word voor haar komt ze bij jou terug zeg dat tegen haar sorry wie ben jij en gooi de deur voor altijd dicht