Verloren in de Schaduw: Het Verhaal van Marieke

‘Waarom moet jij altijd zo moeilijk doen, Marieke? Kun je niet gewoon blij zijn voor je broer?’ De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd, zelfs nu ik hier alleen op mijn kamer zit. Mijn handen trillen terwijl ik naar het appje van mijn broer kijk: ‘Mam en ik gaan morgen naar de Efteling. Kom je ook?’

Ik weet dat het een uitnodiging is uit beleefdheid, niet uit oprechte wens. Zo gaat het al jaren. Sinds mijn broer Daan geboren werd, ben ik langzaam maar zeker onzichtbaar geworden in ons gezin. Mijn moeder, Anja, was altijd zo trots op hem. ‘Kijk nou toch eens wat een knappe jongen!’, riep ze op het schoolplein, terwijl ze mij nauwelijks aankeek als ik met een goed rapport thuiskwam.

Vroeger dacht ik dat het aan mij lag. Misschien was ik niet leuk genoeg, niet slim genoeg, niet lief genoeg. Maar hoe hard ik ook mijn best deed, haar ogen zochten altijd Daan. Hij was de zon waar alles om draaide; ik was slechts een schaduw.

‘Marieke, kun je even helpen met de boodschappen?’ vroeg mijn moeder op een regenachtige woensdagmiddag. Ik stond net op het punt om te gaan studeren voor mijn tentamen Nederlands. ‘Daan moet leren voor zijn proefwerk,’ voegde ze eraan toe, zonder me aan te kijken. Ik slikte mijn frustratie weg en trok mijn jas aan.

Onderweg naar de supermarkt probeerde ik het gesprek aan te knopen. ‘Mam, mag ik dit weekend met Sanne naar de film?’

Ze zuchtte. ‘We moeten eerst kijken of Daan nog iets nodig heeft voor zijn voetbalwedstrijd. Je weet hoe belangrijk dat voor hem is.’

Altijd Daan. Altijd zijn voetbal, zijn vrienden, zijn plannen. Mijn leven paste zich aan aan het zijne, als een trein die nooit van het spoor mocht wijken.

Op school was ik stil en teruggetrokken. Mijn vriendinnen merkten het wel. ‘Waarom ben je altijd zo gespannen?’ vroeg Sanne eens tijdens de pauze.

‘Thuis is het gewoon… ingewikkeld,’ mompelde ik.

Ze knikte begrijpend, maar ik wist dat niemand echt begreep hoe het voelde om altijd tweede keus te zijn.

Toen ik zestien werd, kreeg Daan een scooter voor zijn verjaardag. Ik kreeg een boek en een handdruk. ‘Je houdt toch van lezen?’ zei mijn moeder achteloos. Ik lachte flauwtjes, maar binnenin voelde ik iets breken.

De jaren verstreken en het patroon bleef hetzelfde. Daan haalde zijn diploma met hakken over de sloot; er werd een groot feest georganiseerd. Toen ik cum laude slaagde voor mijn vwo, kreeg ik een taartje bij de koffie.

Op een dag, toen ik negentien was en net begonnen aan de universiteit in Utrecht, belde mijn moeder me op.

‘Daan heeft problemen met zijn studie. Kun jij hem helpen met Nederlands?’

Ik voelde de woede opborrelen. ‘Waarom vraag je dat aan mij? Je hebt me nooit geholpen toen ik het moeilijk had.’

Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Marieke, je hoeft niet zo ondankbaar te doen.’

‘Ondankbaar? Mam, zie je niet hoe oneerlijk dit is? Alles draait altijd om Daan!’

Ze hing op zonder iets te zeggen.

Die avond huilde ik mezelf in slaap. Ik voelde me schuldig om mijn uitbarsting, maar ook opgelucht dat ik eindelijk iets had gezegd.

De weken daarna sprak ik haar nauwelijks. Daan stuurde af en toe een appje, maar ik reageerde kortaf. Ik voelde hoe de afstand tussen ons groeide, als een kloof die steeds dieper werd.

Op een gure novemberdag stond mijn moeder ineens voor mijn deur in Utrecht. Ze zag er moe uit, ouder dan ik me herinnerde.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.

We gingen zitten aan de keukentafel. Ze keek naar haar handen, draaide zenuwachtig aan haar ring.

‘Ik weet dat je boos bent,’ begon ze. ‘En misschien heb je gelijk. Misschien heb ik Daan altijd voorgetrokken.’

Ik slikte. ‘Waarom, mam? Waarom was hij altijd belangrijker dan ik?’

Ze haalde diep adem. ‘Toen jij geboren werd, was alles nieuw voor me. Ik was onzeker, bang om fouten te maken. Bij Daan voelde alles makkelijker. Hij leek meer op mij, misschien…’

‘En daarom vergat je mij?’

Ze keek me eindelijk aan, haar ogen vochtig.

‘Het spijt me, Marieke. Echt waar.’

We zaten lang in stilte. De woorden hingen tussen ons in als mist die langzaam optrekt.

Na haar bezoek bleef het moeilijk. Oude wonden helen niet zomaar. Maar er kwam ruimte voor gesprekken die we nooit eerder hadden gevoerd.

Toch bleef er iets knagen. Daan en ik spraken elkaar zelden zonder dat het ongemakkelijk werd. Hij leek zich van geen kwaad bewust.

Op een dag besloot ik hem te bellen.

‘Daan, heb je ooit gemerkt dat mam jou voortrok?’

Hij lachte ongemakkelijk. ‘Ach joh, dat valt toch wel mee? Jij was altijd zo zelfstandig.’

‘Omdat ik geen keus had,’ zei ik zacht.

Hij zweeg even. ‘Sorry, zus.’

Het was geen oplossing, maar wel een begin.

Nu ben ik vijfentwintig en woon ik samen met mijn vriendin Noor in Rotterdam. Mijn moeder zie ik af en toe; het contact is voorzichtig hersteld. Daan en ik sturen elkaar soms flauwe memes op WhatsApp.

Soms kijk ik terug en vraag ik me af: wie was ik geworden als mijn moeder mij net zo had gezien als hem? Had ik dan minder getwijfeld aan mezelf? Of heeft deze strijd me juist sterker gemaakt?

Misschien zijn er meer mensen zoals ik – verloren in de schaduw van iemand anders’ zonlicht. Hoe vind je jezelf terug als niemand je ooit echt heeft gezien?