Verraad onder één dak: Mijn verhaal over ontrouw, diefstal en familiebreuken
‘Hoe kun je me dit aandoen, Erik?’ Mijn stem trilde, mijn handen klemden zich om de rand van het aanrecht alsof ik anders zou vallen. Het was laat, de kinderen sliepen boven, en in de keuken hing een stilte die zwaarder voelde dan ooit tevoren. Erik keek me aan, zijn ogen schoten weg. ‘Marleen… het is niet wat je denkt.’
‘Niet wat ik denk?’ Mijn stem sloeg over. ‘Ik heb de afschriften gezien. En die sms’jes van Sanne. Hoe lang al?’
Hij zuchtte diep, wreef over zijn gezicht. ‘Een paar maanden. Maar het is niet serieus, echt niet. Het was gewoon… Ik weet het niet meer.’
Ik voelde iets in mij breken. De man met wie ik vijftien jaar geleden in het stadhuis van Utrecht trouwde, stond nu voor me als een vreemde. Mijn hoofd tolde. Ik dacht aan onze kinderen, aan de verjaardagen, de vakanties op Texel, de avonden samen op de bank. Alles leek ineens een leugen.
‘En het geld dan?’ vroeg ik zacht. ‘Waar is het geld gebleven, Erik? Waarom heb je duizend euro van onze spaarrekening gehaald zonder iets te zeggen?’
Hij keek naar de grond. ‘Ik had schulden… Ik wilde het oplossen voordat jij erachter kwam. Maar het liep uit de hand.’
Mijn benen voelden slap. Ik liet me op een stoel zakken en staarde naar het patroon van de tegels op de vloer. In mijn hoofd hoorde ik mijn moeder: “Vertrouwen is als glas, Marleen. Als het breekt, kun je het lijmen, maar je ziet altijd de barsten.”
De dagen daarna leefde ik op automatische piloot. De kinderen – Joris van tien en Lotte van zeven – merkten dat er iets mis was. Joris vroeg: ‘Mama, waarom huilt papa zo vaak in de badkamer?’ Lotte kroop ’s nachts bij mij in bed en fluisterde: ‘Mama, ga je weg?’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Mijn zus Anouk kwam langs met stroopwafels en een doos tissues. ‘Je moet hem eruit zetten,’ zei ze fel. ‘Dit kun je niet pikken.’ Maar mijn vader vond dat ik moest proberen te vergeven. ‘Iedereen maakt fouten, Marleen. Denk aan de kinderen.’
’s Nachts lag ik wakker en hoorde ik Erik beneden ijsberen. Soms huilde hij zachtjes. Soms hoorde ik hem bellen – waarschijnlijk met Sanne, of misschien met zijn broer die altijd in de problemen zat.
Op een avond zat ik aan tafel met Erik tegenover me. De stilte was ondraaglijk.
‘Wil je nog met me verder?’ vroeg hij uiteindelijk.
Ik keek hem aan en zag de man die ik ooit liefhad, maar ook iemand die ik niet meer kende. ‘Ik weet het niet,’ zei ik eerlijk. ‘Ik weet niet of ik dit kan vergeten.’
De weken sleepten zich voort. Op schoolplein fluisterden moeders als ik langs liep. Mijn schoonmoeder belde om te zeggen dat ze “het heel erg vond voor iedereen”. Joris kreeg ruzie op school omdat een klasgenootje had gezegd dat zijn vader een dief was.
Op een dag kwam Lotte thuis met een tekening: vier poppetjes, hand in hand onder een regenboog. Maar één poppetje stond apart, met tranen op het gezicht.
‘Wie is dat, lieverd?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Dat is papa,’ zei ze zacht.
Mijn hart brak opnieuw.
Erik probeerde zich te bewijzen: hij kookte, bracht bloemen mee, schreef lange brieven waarin hij zijn spijt betuigde. Maar elke keer als hij me aanraakte, voelde ik alleen maar kou.
Op een avond zat ik met Anouk op het balkon, kijkend naar de lichtjes van de stad.
‘Wat als ik nooit meer kan vertrouwen?’ vroeg ik.
Ze pakte mijn hand. ‘Misschien hoeft dat ook niet meer bij hem,’ zei ze zacht.
De volgende dag besloot ik dat we hulp nodig hadden – voor onszelf en voor de kinderen. We gingen naar een relatietherapeut in Amersfoort. De eerste sessie was ongemakkelijk; Erik huilde, ik zweeg. De therapeut vroeg: ‘Wat hebben jullie nodig om verder te kunnen?’
Ik wist het niet.
De maanden gingen voorbij. Soms leek het alsof we vooruitgingen; soms viel alles weer terug in oude patronen van wantrouwen en verdriet.
Op een dag vond ik een briefje in Joris’ schooltas: “Ik wil dat papa weer blij is.”
Die avond zat ik lang naast Joris op bed.
‘Soms doen grote mensen domme dingen,’ zei ik zacht. ‘Maar dat betekent niet dat ze niet meer van je houden.’
Hij knikte en kroop tegen me aan.
Langzaam begon ik te accepteren dat sommige wonden nooit helemaal genezen. Erik en ik besloten uiteindelijk uit elkaar te gaan – voor onszelf en voor de kinderen. Het huis werd stiller, maar ook lichter.
Op een zondagmiddag zaten we met z’n vieren in het park, picknickmand tussen ons in.
‘We blijven altijd familie,’ zei Erik tegen de kinderen.
En ergens geloofde ik dat ook.
Nu, maanden later, kijk ik terug op die periode als een storm die alles heeft weggevaagd wat vanzelfsprekend leek – maar die ook ruimte heeft gemaakt voor iets nieuws.
Soms vraag ik me af: kun je ooit echt opnieuw beginnen na zo’n verraad? Of draag je altijd iets mee wat niemand ziet?
Wat denken jullie – is vertrouwen na zoiets nog mogelijk?