Verstrikt in Liefde en Schuld: Hoe Mijn Zoon en Zijn Vrouw Mijn Vrijheid Kostten

‘Claire, je begrijpt het niet! We hebben geen andere keuze!’ De stem van mijn zoon, Daan, trilt door de telefoon. Ik staar uit het raam van mijn kleine appartement in Amersfoort, de regen tikt als nerveuze vingers tegen het glas. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Mam, alsjeblieft. Ella en ik… we zitten echt in de problemen.’

Ik sluit mijn ogen. Hoe vaak heb ik Daan niet uit de brand geholpen? Van zijn eerste gebroken arm tot zijn eerste gebroken hart – altijd was ik daar. Maar nu, nu ik eindelijk dacht dat het mijn tijd was, dat ik na jaren van alleenstaande moeder zijn eindelijk kon ademen, trekt hij me weer terug.

‘Wat is er precies aan de hand?’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. Ik hoor Ella op de achtergrond snikken. ‘De hypotheek…’ zegt Daan schor. ‘We lopen achter. En met mijn contract dat niet verlengd wordt…’

Mijn gedachten razen. Daan en Ella kochten vorig jaar nog dat huis in Vathorst. Te groot, vond ik toen al, maar ze waren zo gelukkig. Ik herinner me hun stralende gezichten bij de notaris, de champagne die over de vloer spatte toen ze proostten op hun toekomst. En nu?

‘Hoeveel hebben jullie nodig?’ vraag ik uiteindelijk. Mijn stem klinkt als die van een vreemde.

‘Vijfduizend euro. Alleen om deze maand door te komen. Volgende maand heb ik misschien weer werk.’

Ik slik. Mijn spaargeld is niet veel meer sinds ik vorig jaar met pensioen ging. Maar wat moet ik anders? Ik ben zijn moeder.

‘Ik maak het over,’ zeg ik zacht.

De weken daarna voel ik me leeg. Ik probeer te genieten van de kleine dingen: een wandeling door het park, koffie met mijn vriendin Anja, maar steeds weer grijpt de angst me bij de keel. Wat als het niet bij één keer blijft? Wat als ze weer bellen?

En natuurlijk gebeurt dat. Twee maanden later.

‘Mam…’ Daan klinkt nu nog wanhopiger. ‘Het spijt me zo, maar Ella is haar baan ook kwijt. Ze willen haar contract niet verlengen vanwege de reorganisatie.’

Ik voel woede opborrelen, maar ook schuld. Had ik ze moeten waarschuwen? Had ik harder moeten zijn? ‘Jullie moeten misschien kleiner gaan wonen,’ zeg ik voorzichtig.

‘Dat kan niet! We hebben net alles verbouwd… En Lotte heeft haar school hier.’ Lotte, mijn kleindochter van acht, met haar sproeten en haar ontembare energie.

‘Mam, kun je ons nog één keer helpen? We zoeken echt werk, maar het lukt gewoon niet.’

Ik kijk naar mijn bankrekening. Nog maar drieduizend euro over. Mijn pensioen is krap, zeker nu alles duurder wordt. Maar hoe kan ik nee zeggen?

‘Ik maak het over,’ fluister ik opnieuw.

Die nacht slaap ik niet. Ik draai en woel, hoor het tikken van de klok als een dreigend oordeel. De volgende ochtend belt Anja aan.

‘Je ziet eruit alsof je een spook hebt gezien,’ zegt ze terwijl ze haar jas ophangt.

Ik vertel haar alles. Over Daan en Ella, over het geld dat verdwijnt als water door mijn vingers.

‘Claire,’ zegt Anja streng, ‘je moet grenzen stellen. Je kunt niet blijven geven tot je zelf niets meer hebt.’

Maar hoe doe je dat als moeder? Hoe laat je je kind vallen?

De weken verstrijken. Daan vindt tijdelijk werk als pakketbezorger, Ella poetst bij mensen thuis. Ze verdienen net genoeg om het hoofd boven water te houden, maar schulden stapelen zich op.

Op een avond zit ik aan tafel met een stapel rekeningen voor me. Mijn huur, mijn zorgverzekering, de energierekening – alles lijkt hoger dan ooit. Ik reken uit: als ik zo doorga, moet ik straks zelf naar de voedselbank.

Mijn telefoon trilt weer. Daan.

Ik neem niet op.

Het schuldgevoel vreet aan me. Wat als er iets ergs is gebeurd? Wat als ze me echt nodig hebben?

De volgende dag staat Daan voor mijn deur. Zijn ogen zijn rood van het huilen.

‘Mam, we kunnen het niet meer aan,’ zegt hij zacht. ‘Ella wil terug naar haar ouders, maar daar is geen plek voor ons allemaal.’

Ik voel iets knappen in mij.

‘Daan,’ zeg ik met trillende stem, ‘ik kan niet meer helpen. Ik heb niets meer om te geven.’

Hij kijkt me aan alsof hij me voor het eerst ziet.

‘Maar mam…’

‘Nee Daan,’ onderbreek ik hem. ‘Ik heb altijd alles voor jou gedaan. Maar nu moet je zelf vechten.’

Hij zakt in elkaar op mijn bank en huilt als een kind.

De dagen daarna hoor ik niets meer van hem. De stilte is ondraaglijker dan alle smeekbedes om geld bij elkaar.

Op een middag belt Ella.

‘Claire… sorry dat we je zo onder druk hebben gezet,’ zegt ze schor. ‘We gaan hulp zoeken bij de gemeente.’

Ik voel opluchting én verdriet tegelijk.

Maanden gaan voorbij. Langzaam krabbelen Daan en Ella op met hulp van schuldhulpverlening en een sociale huurwoning. Het huis in Vathorst moeten ze verkopen met verlies.

Op een dag komt Daan langs met Lotte aan zijn hand.

‘Mam… dankjewel dat je er altijd voor ons was,’ zegt hij zacht.

Lotte springt op schoot en fluistert: ‘Oma, we komen nu vaker bij jou spelen!’

Ik glimlach door mijn tranen heen.

’s Avonds zit ik alleen op de bank en denk na over alles wat er gebeurd is. Heb ik te veel gegeven? Of juist te weinig? Waar ligt de grens tussen liefde en zelfverlies?

Hoeveel kun je als moeder geven zonder jezelf kwijt te raken? Wie bepaalt wanneer het genoeg is?