Vier kinderen: Wanneer liefde niet genoeg lijkt

‘Hoe kan dit nou weer, Marleen? We hebben het nu al zo zwaar!’ Bas’ stem trilt, zijn handen verstrakken om de rand van de keukentafel. Het is half zeven ’s ochtends, de kinderen slapen nog. Ik voel mijn hart bonzen in mijn keel.

‘Ik weet het niet, Bas. Ik… Ik dacht echt dat we voorzichtig waren.’ Mijn stem klinkt schor, bijna onherkenbaar. Ik staar naar het lege koffiekopje voor me. Buiten regent het zachtjes tegen het raam, een typisch Nederlandse ochtend.

Bas zucht diep en wrijft met zijn hand over zijn gezicht. ‘Marleen, we hebben drie kinderen. Lisa is pas acht maanden! Hoe moeten we dit doen? Financieel, praktisch…’

Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik weet het niet,’ fluister ik. ‘Maar ik ben zwanger. Het is zo.’

De stilte die volgt, is zwaar en pijnlijk. Ik hoor het tikken van de klok, het zachte gesnurk van onze hond Max in de gang. Alles lijkt gewoon, maar niets is meer gewoon.

Mijn gedachten razen. Hoe vertel ik dit straks aan mijn moeder? Aan mijn zusje Sanne, die altijd zegt dat drie kinderen al gekkenwerk is? Ik zie haar gezicht al voor me: verbaasd, misschien zelfs een beetje veroordelend.

De afgelopen jaren waren niet makkelijk. Bas werkt als vrachtwagenchauffeur, vaak nachten weg. Ik werk parttime in de bibliotheek, vooral om onder de mensen te blijven en een beetje bij te dragen. De opvang voor de kinderen slokt bijna mijn hele salaris op. En nu… een vierde kindje.

‘Misschien… misschien moeten we erover nadenken om…’ Bas’ stem stokt. Hij kijkt me niet aan.

‘Nee,’ zeg ik snel, te snel misschien. ‘Dat kan ik niet. Dat wil ik niet.’

Hij knikt langzaam, maar ik zie aan alles dat hij het er moeilijk mee heeft.

De dagen daarna leven we langs elkaar heen. Bas praat nauwelijks met me. De kinderen merken het ook: Joris van zes vraagt waarom papa zo stil is, Emma van vier kruipt vaker bij mij op schoot.

Op een avond zit ik met mijn moeder aan de keukentafel. Ze roert in haar thee en kijkt me onderzoekend aan.

‘Weet je het zeker, Marleen? Vier kinderen… Dat is niet niks.’

‘Ik weet het mam,’ zeg ik zacht. ‘Maar ik kan het niet anders.’

Ze knikt en pakt mijn hand vast. ‘Je bent altijd zo’n zorgzame moeder geweest. Maar vergeet jezelf niet.’

Die nacht lig ik wakker naast Bas, die met zijn rug naar me toe ligt. Ik voel me alleen in ons eigen bed. Mijn gedachten malen: hoe gaan we dit redden? Kan onze relatie dit aan?

De weken verstrijken. Mijn buik groeit langzaam, net als de spanning tussen Bas en mij. We ruziën vaker over kleine dingen: wie de was doet, wie de kinderen naar zwemles brengt, geldzaken.

Op een dag barst het los tijdens het avondeten.

‘Waarom moet alles altijd op jouw manier?’ snauwt Bas als ik hem vraag of hij Emma naar bed wil brengen.

‘Omdat jij nooit thuis bent!’ roep ik terug voordat ik mezelf kan tegenhouden.

De kinderen kijken verschrikt op. Joris begint te huilen.

Na het eten zitten Bas en ik zwijgend op de bank. Max legt zijn kop op mijn schoot. Ik aai hem afwezig.

‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ zegt Bas uiteindelijk zacht.

Ik knik. ‘Misschien wel.’

We maken een afspraak bij een relatietherapeut in het gezondheidscentrum in het dorp. De eerste sessie is ongemakkelijk; we weten niet goed wat we moeten zeggen. Maar langzaam komen de woorden los: over vermoeidheid, verwachtingen, teleurstellingen.

‘Ik voel me soms zo alleen,’ zeg ik met trillende stem tegen de therapeut.

Bas kijkt me aan, voor het eerst in weken echt. ‘Ik ook,’ zegt hij zacht.

Het is geen wondermiddel, maar het helpt wel iets. We leren weer praten met elkaar, luisteren zonder meteen te oordelen.

Toch blijft de angst knagen: hoe moet dit straks met vier kinderen? Kan ik iedereen geven wat ze nodig hebben? Zal Bas ooit weer echt gelukkig zijn?

Op een regenachtige zaterdagmiddag zitten we met z’n allen op de bank, een dekentje over ons heen, een Disneyfilm op tv. Lisa slaapt tegen mijn borst, Emma speelt met haar poppen en Joris lacht om een grapje van Bas.

Heel even voelt alles goed.

‘We redden het wel,’ fluistert Bas in mijn oor als hij me aankijkt.

Ik glimlach door mijn tranen heen en hoop dat hij gelijk heeft.

Soms vraag ik me af: hoeveel kan een mens dragen voordat hij breekt? Is liefde genoeg om alles te overwinnen? Wat denken jullie—hoe houden jullie je gezin bij elkaar als alles tegenzit?