“Waarom ben ik altijd degene die moet buigen?” – Mijn leven als schoondochter in het huis van mijn schoonmoeder
“Waarom ben ik altijd degene die moet buigen?” Mijn stem trilt als ik het zeg, zachtjes, bijna fluisterend, terwijl ik de borden afwas in de kleine keuken van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn schoonmoeder, Gerda, zit aan de eettafel met haar kopje thee. Ze kijkt niet op van haar telefoon. “Omdat jij hier woont, Sanne. En in mijn huis gelden mijn regels.”
Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik slik ze weg. Mijn man, Jeroen, is boven met onze dochter Lotte. Ik weet dat hij straks naar beneden komt en dat hij weer zal zeggen dat ik het me allemaal verbeeld. Maar ik verbeeld het me niet. Elke dag opnieuw word ik eraan herinnerd dat dit niet mijn huis is, dat ik hier te gast ben, zelfs na vier jaar.
Het begon allemaal zo onschuldig. Jeroen en ik hadden net een huis gekocht toen hij zijn baan verloor. We konden de hypotheek niet meer betalen en Gerda bood aan dat we tijdelijk bij haar konden intrekken. “Tot jullie weer op de been zijn,” zei ze toen. Maar inmiddels zijn we vier jaar verder en lijkt het alsof we nooit meer weg zullen komen.
“Heb je de was al gedaan?” vraagt Gerda zonder op te kijken. Haar stem is scherp, alsof ze een kind aanspreekt. “Ja, mam,” antwoord ik automatisch. Ik haat het dat ik haar ‘mam’ noem, maar Jeroen staat erop. “Het is respectvol,” zegt hij altijd.
Die avond aan tafel schuift Gerda de schaal met aardappels naar me toe. “Jij mag wel wat meer opscheppen, Sanne. Je ziet eruit alsof je elk moment omvalt.” Jeroen lacht ongemakkelijk. “Mam bedoelt het goed,” zegt hij zachtjes tegen me. Maar ik weet beter. Het is weer zo’n steek onder water.
Na het eten ruim ik de tafel af terwijl Jeroen met Lotte speelt. Ik hoor hun gelach vanuit de woonkamer en voel een steek van jaloezie. Waarom mag hij ontsnappen aan deze dagelijkse vernederingen? Waarom ben ik altijd degene die moet buigen?
Die nacht lig ik wakker naast Jeroen. Zijn ademhaling is diep en regelmatig; hij slaapt al lang. Ik draai me om en staar naar het plafond. Mijn gedachten razen. Hoe ben ik hier beland? Ik had dromen, plannen… Ik wilde werken als verpleegkundige, een eigen huis, een tuin met bloemen en een schommel voor Lotte. Nu lijkt alles ver weg.
De volgende ochtend hoor ik Gerda al vroeg rommelen in de keuken. “Sanne! De vuilnisbak moet naar buiten!” roept ze door het huis. Ik trek snel mijn badjas aan en loop naar beneden. “Goedemorgen,” probeer ik vriendelijk te zeggen, maar Gerda kijkt me nauwelijks aan.
Als Jeroen eindelijk beneden komt, klaagt Gerda meteen: “Jullie dochter heeft weer met haar schoenen op de bank gezeten.” Jeroen zucht en kijkt mij verwijtend aan. “Sanne, kun je daar niet beter op letten?”
Ik voel hoe mijn frustratie groeit. “Misschien kun je het zelf ook eens proberen?” flap ik eruit voordat ik erover nadenk. Het is alsof de tijd even stil staat. Gerda’s ogen vernauwen zich tot spleetjes. “Wat zei je daar?”
Jeroen springt ertussen. “Rustig mam, Sanne bedoelt het niet zo.” Maar Gerda staat al op en loopt stampvoetend de kamer uit.
Die avond zit ik met mijn beste vriendin Marieke in een café in de stad. Ik vertel haar alles, hoe ik me gevangen voel, hoe Jeroen nooit voor mij kiest. Marieke pakt mijn hand vast over tafel. “Je moet voor jezelf opkomen, Sanne,” zegt ze zachtjes. “Dit vreet je op.”
Maar hoe doe je dat als je nergens heen kunt? Als je spaargeld op is en je man niet wil verhuizen? Als je dochtertje gelukkig lijkt bij oma en je bang bent haar dat geluk te ontnemen?
De dagen rijgen zich aaneen in een sleur van kleine vernederingen en onuitgesproken spanningen. Soms denk ik dat Gerda er plezier in heeft om mij te kleineren. Ze corrigeert me waar Lotte bij is, maakt opmerkingen over mijn kookkunsten (“Vroeger aten we tenminste écht eten”) en bemoeit zich met alles wat ik doe.
Op een avond hoor ik Gerda en Jeroen fluisteren in de keuken terwijl ze denken dat ik boven ben. “Ze moet zich gewoon aanpassen,” zegt Gerda fel. “Ze is te gevoelig.” Jeroen bromt iets onverstaanbaars terug.
Ik voel me verraden door de man van wie ik ooit dacht dat hij me zou beschermen tegen alles en iedereen.
Op een dag barst de bom echt. Het is zondagmiddag en Lotte heeft een beker limonade over het tapijt gemorst. Gerda schiet uit haar slof: “Kun je nou nooit eens opletten?!”
Ik voel iets in mij knappen. “Dit is genoeg!” roep ik harder dan ik ooit heb gedaan. Iedereen kijkt me verbaasd aan – zelfs Lotte stopt met huilen.
“Ik ben geen kind meer! Ik ben geen huishoudster! Dit is ook mijn gezin!” Mijn stem trilt van woede en verdriet.
Gerda kijkt me aan alsof ze water ziet branden. Jeroen staat op, zijn gezicht rood van schaamte of woede – ik weet het niet.
“Misschien moeten we dan maar ergens anders gaan wonen,” zeg ik zachtjes tegen Jeroen.
Hij kijkt me aan, voor het eerst echt, lijkt het wel. “En waar dan?” vraagt hij bitter.
“Ik weet het niet,” fluister ik terug, “maar overal is beter dan hier.”
Die avond pak ik een tas met wat kleren voor mij en Lotte en ga naar Marieke toe. Jeroen blijft achter bij zijn moeder – hij zegt dat hij tijd nodig heeft om na te denken.
Bij Marieke voel ik me voor het eerst in jaren weer mezelf worden. We praten tot diep in de nacht over vroeger, over dromen die we hadden, over wat er nog mogelijk is.
Na een week belt Jeroen op: “Ik mis jullie,” zegt hij schor. “Misschien moeten we toch kijken naar iets voor onszelf.”
Het zal niet makkelijk worden – er is geen geld, geen zekerheid – maar voor het eerst voel ik hoop.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verdragen voordat je breekt? En waarom zijn we zo bang om voor onszelf te kiezen? Misschien zijn er meer vrouwen zoals ik – die zich afvragen wanneer het hun beurt is om gehoord te worden… Wat zouden jullie doen?