“Waarom ben ik niet genoeg?” – Het verhaal van Marloes uit Utrecht
“Marloes, moet je nou echt drie hamburgers nemen?” Jeroen’s stem sneed door de keuken als een mes. Ik stond met het bord in mijn hand, de geur van gebakken ui en smeltende kaas nog in de lucht. Mijn vingers trilden lichtjes terwijl ik naar hem keek, zijn ogen strak op mij gericht.
“Wat maakt het uit?” probeerde ik luchtig te zeggen, maar mijn stem klonk schor. Bobby en Ruby zaten al aan tafel, hun kinderhandjes graaiend naar frietjes. Lily lag in haar wipstoeltje te kirren. Het was zaterdagavond, de enige avond dat we met z’n allen aten zonder haast. Maar nu voelde het alsof ik op het punt stond te breken.
Jeroen liep op me af, pakte zonder iets te zeggen twee hamburgers van mijn bord en legde ze terug op de schaal. “Je weet dat je wat op je gewicht moet letten, Marloes,” zei hij zacht, maar met een ondertoon die geen tegenspraak duldde. “Je klaagt altijd dat je je niet lekker voelt in je lijf. Dit helpt niet.”
Ik voelde mijn wangen gloeien van schaamte en woede. “Misschien voel ik me zo omdat ik nooit eens mag genieten,” siste ik terug, terwijl ik probeerde de tranen weg te slikken. Bobby keek op, zijn blauwe ogen groot. “Mama, mag ik jouw hamburger dan?” vroeg hij onschuldig.
“Eet maar gewoon, lieverd,” zei ik, mijn stem trillend.
Na het eten ruimde ik zwijgend de tafel af. Jeroen zat op de bank met zijn telefoon, Ruby kroop tegen hem aan. Ik hoorde hem zachtjes lachen om iets wat hij las. Mijn hoofd tolde van gedachten: Was ik echt zo zwak? Was dit hoe hij naar me keek? Als iemand die zichzelf niet in de hand had?
Later die avond, toen de kinderen eindelijk sliepen, zocht ik Jeroen op in de woonkamer. “Waarom deed je dat net?” vroeg ik zachtjes. Hij keek nauwelijks op van zijn telefoon.
“Je weet toch dat ik het goed bedoel,” zei hij. “Ik wil gewoon dat je gezond bent. Je bent de laatste tijd zo prikkelbaar en moe.”
“Misschien omdat ik alles alleen doe,” barstte ik uit. “Jij werkt tot laat, ik zorg voor drie kinderen, het huishouden… Wanneer heb ik voor het laatst iets voor mezelf gedaan?”
Hij zuchtte diep. “Je hoeft niet zo dramatisch te doen, Marloes. Iedereen heeft het druk.”
Die nacht lag ik wakker naast hem, zijn rug naar mij toe. Ik dacht aan vroeger, aan hoe we elkaar leerden kennen op een feestje bij vrienden in Utrecht. Ik was 29, hij 31, allebei ambitieus en vol plannen. We lachten om dezelfde grappen, droomden over reizen naar Italië en een huisje aan de Vecht.
Nu voelde ons leven als een sleur van luiers verschonen, ruzies over geld en eindeloze vermoeidheid. Mijn moeder zei altijd: “Kinderen brengen je dichter bij elkaar of drijven je uit elkaar.” Ik vroeg me af of wij nog wel samen waren.
De volgende ochtend stond ik vroeg op om Lily haar flesje te geven. In de spiegel zag ik donkere kringen onder mijn ogen en een gezicht dat ouder leek dan 34 jaar. Ik streek over mijn buik – drie zwangerschappen hadden hun sporen nagelaten. Soms miste ik mijn oude lijf, maar vaker nog miste ik het gevoel dat iemand trots op me was.
Mijn zus Anne kwam langs voor koffie. Ze zag meteen dat er iets was.
“Wat is er gebeurd?” vroeg ze terwijl ze Lily op schoot nam.
Ik vertelde haar over het incident met de hamburgers. Anne’s ogen werden donker.
“Dat is niet oké, Marloes,” zei ze fel. “Je bent geen kind. Je hebt recht om zelf keuzes te maken.”
“Misschien heeft hij wel gelijk,” fluisterde ik. “Misschien ben ik gewoon… zwak.”
Anne pakte mijn hand vast. “Je bent niet zwak. Je bent uitgeput. Je doet alles voor die kinderen en voor hem. Maar wie zorgt er voor jou?”
Die woorden bleven hangen toen Anne weer weg was. Ik probeerde mezelf moed in te praten: Vandaag ga ik wandelen met Lily, gewoon even eruit.
In het park kwam ik buurvrouw Saskia tegen met haar hondje.
“Gaat het wel goed met je?” vroeg ze voorzichtig.
Ik haalde mijn schouders op. “Soms vraag ik me af of dit het leven is dat ik wilde.”
Saskia knikte begrijpend. “Weet je, iedereen denkt altijd dat het gras groener is bij een ander gezin. Maar iedereen worstelt.”
Thuisgekomen vond ik Jeroen in de keuken, bezig met zijn laptop.
“Ik ga straks even naar Anne,” zei ik voorzichtig.
Hij keek nauwelijks op. “Moet je doen.”
De afstand tussen ons leek groter dan ooit.
’s Avonds na het eten – weer zonder gesprek – zat ik alleen aan tafel met een kop thee. Ruby kwam naast me zitten en legde haar hoofd tegen mijn arm.
“Mama, ben je verdrietig?”
Ik slikte moeizaam en glimlachte flauwtjes. “Nee hoor lieverd, mama is gewoon een beetje moe.”
Maar diep vanbinnen voelde ik me leeg en ongezien.
Later die week probeerde ik met Jeroen te praten over hoe we verder moesten. Over therapie misschien, of meer tijd samen zonder kinderen.
Hij wuifde het weg: “We hebben gewoon een drukke fase, Marloes. Het komt wel goed.”
Maar wat als het niet goed komt? Wat als dit alles is? Elke dag hetzelfde gevecht om gezien te worden, om mezelf niet kwijt te raken?
Soms vraag ik me af: Wanneer ben je als vrouw genoeg? Voor jezelf, voor je gezin… voor degene van wie je houdt? Misschien is dat wel de vraag die we allemaal moeten stellen.