Waarom Luisteren Oma en Opa Niet? Een Kindstem die Niet Gehoord Wordt
‘Waarom begrijpen ze het niet?’ Mijn stem trilt terwijl ik de deur van mijn kamer dichttrek. Beneden hoor ik het zachte gemompel van mijn ouders, de stem van mama die probeert te sussen: ‘Ze bedoelen het goed, Lotte.’ Maar ik weet dat ze het niet begrijpt. Niemand begrijpt het.
Het begon vanochtend, toen opa en oma op bezoek kwamen. Opa’s brommer stond al in de voortuin, zijn helm nog op het stuur. Oma had haar zelfgebreide sjaal om, ondanks dat het mei was. Ze kwamen altijd op zaterdag, met een tas vol cadeautjes en verhalen over vroeger. Maar vandaag voelde alles anders.
‘Lotte, kijk eens wat we voor je hebben!’ riep oma terwijl ze een grote doos uit haar tas haalde. Haar ogen glommen van verwachting. Ik voelde mijn hart sneller kloppen – misschien hadden ze eindelijk geluisterd naar wat ik wilde. Misschien hadden ze de kleurpotloden gekocht waar ik al weken over praatte.
Maar toen ik de doos opende, zag ik een pop. Een grote, roze pop met blonde krullen en een jurk vol glitters. Mijn glimlach verdween. ‘Dank je wel,’ fluisterde ik, terwijl ik probeerde niet teleurgesteld te klinken.
Opa klopte me op mijn schouder. ‘Daar kun je lekker mee spelen, meid. Net als je moeder vroeger.’
Ik keek naar mama, die ongemakkelijk glimlachte. Ze wist dat ik niet van poppen hield. Ze wist dat ik liever tekende, urenlang, in mijn eigen wereld vol kleuren en lijnen. Maar ze zei niets.
Na het eten probeerde oma me over te halen om met de pop te spelen. ‘Kom, Lotte, laat eens zien hoe goed je haar kunt kammen!’
‘Ik wil liever tekenen,’ zei ik zachtjes.
Oma zuchtte. ‘Altijd dat tekenen. Je moet ook leren spelen met andere dingen.’
‘Maar ik vind tekenen gewoon leuker,’ probeerde ik nog.
Opa lachte schamper. ‘Vroeger hadden we niet eens kleurpotloden. Je moet blij zijn met wat je krijgt.’
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. Waarom zagen ze niet wie ik was? Waarom moest ik altijd iemand anders zijn als zij er waren?
Later die avond hoorde ik mijn ouders praten in de keuken.
‘Ze bedoelen het goed,’ zei papa.
‘Maar Lotte voelt zich niet gezien,’ antwoordde mama zacht.
Ik kroop onder mijn dekens en dacht aan de doos kleurpotloden die ik in de etalage van de Bruna had zien liggen. Zoveel kleuren, zoveel mogelijkheden. Waarom was het zo moeilijk voor opa en oma om te begrijpen dat dát is wat mij gelukkig maakt?
De volgende dag nam ik een besluit. Ik pakte mijn tekenblok en liep naar beneden, waar opa aan de keukentafel zat met zijn krant en oma koffie zette.
‘Opa, mag ik je tekenen?’ vroeg ik voorzichtig.
Hij keek verbaasd op. ‘Mij tekenen? Waarom zou je dat willen?’
‘Omdat ik tekenen leuk vind. En omdat jij belangrijk voor me bent.’
Oma kwam erbij staan, haar handen nog nat van het afwassen. ‘Maar Lotte, wil je niet liever met je pop spelen?’
‘Nee oma,’ zei ik vastberaden. ‘Ik wil tekenen. Dat is wie ik ben.’
Er viel een stilte. Opa keek naar oma, oma keek naar mij. Even dacht ik dat ze zouden gaan schreeuwen, of boos zouden worden. Maar toen haalde opa zijn schouders op.
‘Als jij dat graag wilt, meisje…’ zei hij aarzelend.
Ik begon te tekenen. Eerst aarzelend, maar al snel vloeiden de lijnen vanzelf over het papier. Opa’s grijze haren, zijn grote handen om de koffiekop, de rimpels rond zijn ogen – alles kwam tot leven onder mijn potlood.
Toen ik klaar was, liet ik het zien.
Opa keek er lang naar. Zijn ogen werden vochtig.
‘Dat heb je mooi gedaan, Lotte,’ zei hij zacht.
Oma keek ook, maar haar gezicht bleef strak.
‘Het is knap,’ zei ze uiteindelijk. ‘Maar je moet wel leren om met andere kinderen te spelen.’
Ik voelde hoe mijn hoop weer wegzakte. Ze begreep het nog steeds niet.
Die middag zat ik alleen op mijn kamer, de pop onaangeroerd in de hoek. Mijn tekeningen lagen verspreid over het bureau. Ik vroeg me af of het ooit zou veranderen – of opa en oma ooit zouden zien wie ik echt was.
’s Avonds kwam mama bij me zitten.
‘Het spijt me dat ze niet luisteren,’ zei ze zachtjes terwijl ze een arm om me heen sloeg.
‘Waarom willen ze altijd dat ik iets anders ben?’ vroeg ik snikkend.
Mama zuchtte diep. ‘Soms is het moeilijk voor mensen om te begrijpen dat dingen veranderen. Ze houden van je, maar ze weten niet altijd hoe ze dat moeten laten zien.’
Ik knikte, maar het voelde niet eerlijk.
De weken daarna bleef alles hetzelfde. Opa en oma bleven komen met cadeautjes die ik niet wilde. Poppen, bordspellen, zelfs een springtouw waar ik niets mee deed. Elke keer bedankte ik beleefd, maar binnenin voelde het alsof een stukje van mij steeds kleiner werd.
Op een dag kwam er een meisje nieuw in de straat: Noor. Ze was net zo oud als ik en hield ook van tekenen. We werden snel vriendinnen en tekenden samen in het parkje achter ons huis.
Toen opa en oma weer op bezoek kwamen en mij samen met Noor zagen tekenen, fronste oma haar wenkbrauwen.
‘Zie je wel,’ zei ze tegen mama, ‘ze sluit zich af van andere kinderen.’
Mama schudde haar hoofd. ‘Ze heeft juist een vriendin gevonden door haar passie.’
Opa keek even naar ons en glimlachte voorzichtig naar Noor en mij.
Die avond gaf hij me een klein pakje.
‘Voor jou,’ zei hij zachtjes.
Ik maakte het open en vond… een set kleurpotloden.
Mijn hart maakte een sprongetje.
‘Misschien kun je mij nog eens tekenen?’ vroeg hij verlegen.
Ik knikte stralend.
Oma bleef stil aan tafel zitten, haar handen gevouwen in haar schoot.
Die nacht lag ik wakker in bed en dacht na over alles wat er gebeurd was. Opa had eindelijk geluisterd – misschien begreep hij me nu een beetje beter. Maar waarom bleef oma zo vasthouden aan haar ideeën? Waarom is het zo moeilijk voor sommige mensen om te accepteren dat kinderen hun eigen dromen hebben?
Misschien verandert het ooit nog… Maar tot die tijd blijf ik tekenen – want dat is wie ik ben.
Zien jullie jezelf terug in dit verhaal? Of herkennen jullie deze strijd tussen generaties ook? Waarom is het soms zo moeilijk om elkaar echt te zien?