Waarom mag ik niet trouwen op mijn 57e?

‘Mam, je ziet toch zelf ook wel dat het niet klopt?’

De stem van mijn dochter, Sanne, trilt van woede en onmacht. Ik sta in de keuken van mijn rijtjeshuis in Amersfoort, mijn handen trillend om de rand van het aanrecht. Buiten regent het zachtjes; de druppels tikken als een metronoom tegen het raam. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Ik ben 57, heb een leven vol werk, zorgen en offers achter de rug, en nu – nu eindelijk – dacht ik dat geluk aan mijn deur klopte. Maar Sanne kijkt me aan alsof ik een kind ben dat haar hand in de koektrommel heeft gestoken.

‘Sanne, ik begrijp je zorgen, maar…’

Ze onderbreekt me. ‘Nee mam! Je begrijpt het niet. Je kent hem pas een jaar. Hij is altijd zo… perfect. Te perfect. En nu wil hij ineens samenwonen, trouwen…’

Ik voel hoe de grond onder mijn voeten wegzakt. Mijn hele leven heb ik voor anderen gezorgd: voor Sanne, voor haar broer Bram, voor mijn ex-man die er vandoor ging met een jongere vrouw uit zijn volleybalteam. Ik heb gewerkt als verpleegkundige, nachtdiensten gedraaid, vakanties opgeofferd zodat de kinderen konden studeren. En nu, nu ik eindelijk iemand heb gevonden die mij ziet, die mij waardeert, moet ik mezelf verdedigen tegenover mijn eigen dochter.

‘Sanne, ik ben niet naïef. Ik weet wat ik doe.’

Ze schudt haar hoofd, haar blonde haren zwiepen heen en weer. ‘Mam, hij wil alleen maar je geld. Je hebt het huis net afbetaald, je spaargeld… Denk je echt dat het hem om jou gaat?’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Hoe kun je dat zeggen? Je kent hem nauwelijks.’

Ze draait zich om en stormt de gang in. De voordeur slaat hard dicht. Ik blijf achter in de stilte, alleen met het geluid van de regen en het bonzen van mijn hart.

Later die avond zit ik op de bank met een kop thee die koud is geworden. Mijn telefoon licht op: een berichtje van Pieter.

‘Liefje, hoe was het gesprek met Sanne?’

Ik staar naar het scherm. Pieter is alles wat ik nooit had durven dromen: attent, charmant, grappig. We ontmoetten elkaar bij de Albert Heijn toen hij zijn boodschappen liet vallen en ik hem hielp oprapen. Hij lachte verlegen en nodigde me uit voor koffie. Sindsdien zijn we onafscheidelijk. Hij heeft geen kinderen, is weduwnaar, werkt als financieel adviseur – tenminste, dat zegt hij.

Toch knaagt er iets aan me sinds Sanne haar verdenkingen uitsprak. Ik herinner me hoe Pieter altijd aandringt om samen onze financiën te regelen. Hoe hij laatst vroeg of ik zijn naam op het huis wilde zetten ‘voor het geval er iets gebeurt’. Maar dan denk ik aan zijn zachte handen op mijn schouders als ik weer eens te lang gewerkt heb, aan zijn verhalen over zijn overleden vrouw en hoe hij haar mist.

De dagen verstrijken. Sanne belt niet meer. Bram appt af en toe – hij woont in Groningen en lijkt zich minder druk te maken om mijn liefdesleven. Maar ik voel de afstand tussen mij en Sanne groeien als een kloof die niet meer te overbruggen lijkt.

Op een zondagmiddag komt Pieter langs met bloemen. ‘Je ziet er moe uit,’ zegt hij bezorgd terwijl hij me kust.

‘Het is Sanne,’ zeg ik zacht.

Hij zucht diep. ‘Ze moet leren loslaten, Evelien. Je bent volwassen. Je mag gelukkig zijn.’

‘Ze denkt dat je op mijn geld uit bent.’

Hij lacht schamper. ‘Dat is toch belachelijk? Ik heb zelf genoeg verdiend.’

Maar als ik hem aankijk, zie ik een flikkering in zijn ogen die ik niet kan plaatsen.

Die nacht lig ik wakker. Ik denk aan alle keren dat ik mezelf heb weggecijferd voor anderen. Aan hoe vaak ik mezelf heb verteld dat geluk voor anderen was weggelegd – niet voor mij. Maar nu twijfel ik aan alles: aan Pieter, aan mezelf, aan mijn vermogen om te oordelen.

De volgende dag besluit ik Sanne op te zoeken. Ze woont in Utrecht in een klein appartement vol planten en boeken.

‘Mam?’ Ze opent de deur met rode ogen.

‘Mag ik binnenkomen?’

Ze knikt en laat me binnen.

‘Sanne,’ begin ik voorzichtig, ‘waarom vertrouw je Pieter niet?’

Ze haalt haar schouders op en kijkt weg. ‘Ik weet het niet precies… Het is gewoon een gevoel. Hij stelt rare vragen over geld, over je pensioen… En laatst zag ik hem praten met een vrouw bij jou in de straat.’

Mijn maag draait om.

‘Wat voor vrouw?’

‘Geen idee. Ze leek boos op hem.’

Ik probeer haar gerust te stellen, maar haar woorden blijven hangen als mist in mijn hoofd.

Thuis zoek ik naar aanwijzingen. Ik kijk in Pieters lade in mijn slaapkamer – iets wat ik nooit eerder heb gedaan – en vind een stapel brieven van een incassobureau. Zijn naam staat erop, maar het adres is onbekend voor mij.

Als Pieter die avond langskomt, confronteer ik hem ermee.

‘Waarom heb je schulden?’ vraag ik zonder omwegen.

Hij schrikt zichtbaar. ‘Dat is oud zeer,’ zegt hij snel. ‘Daar ben ik bijna vanaf.’

‘Waarom heb je daar nooit iets over gezegd?’

Hij ontwijkt mijn blik. ‘Ik wilde je niet belasten.’

De volgende dagen voel ik me verscheurd tussen liefde en wantrouwen. Ik praat met Bram aan de telefoon.

‘Mam,’ zegt hij voorzichtig, ‘misschien moet je even afstand nemen van Pieter tot je zeker weet wat er speelt.’

Maar hoe doe je dat als je hart zich al heeft vastgeklampt aan iemand? Als je zo verlangt naar warmte dat je de kou niet meer voelt?

Op een avond zit ik alleen aan tafel met een glas wijn als Sanne onverwacht binnenkomt.

‘Mam…’ Ze huilt zachtjes terwijl ze me omhelst. ‘Ik wil niet dat je pijn hebt.’

Ik breek open onder haar armen en we huilen samen – moeder en dochter, allebei bang om elkaar kwijt te raken.

Een week later nodig ik Pieter uit voor een gesprek.

‘Pieter,’ begin ik terwijl mijn handen trillen, ‘ik moet weten of jij eerlijk tegen me bent geweest.’

Hij kijkt me lang aan en zucht dan diep.

‘Evelien… Ik heb fouten gemaakt in het verleden. Schulden opgebouwd na het overlijden van mijn vrouw… Ik schaamde me ervoor.’

‘En waarom wilde je dan zo snel samenwonen? Trouwen?’

Hij kijkt weg. ‘Misschien was het te snel… Misschien wilde ik gewoon weer ergens bij horen.’

Ik voel medelijden én woede tegelijk.

‘Ik wil tijd,’ zeg ik zacht maar beslist.

Pieter knikt en vertrekt zonder nog iets te zeggen.

De weken daarna voel ik me leeg maar ook opgelucht. Sanne komt vaker langs; we praten urenlang over vroeger, over gemiste kansen en nieuwe dromen.

Soms mis ik Pieter verschrikkelijk – zijn stem, zijn aanrakingen – maar ergens diep vanbinnen weet ik dat liefde geen haast kent en geen geheimen verdraagt.

Nu zit ik hier, 57 jaar oud, met een kop thee in mijn handen terwijl de regen weer tegen het raam tikt.

Heb ik het juiste gedaan? Of ben ik opnieuw te bang geweest om mezelf geluk toe te staan?
Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden?