Waarom zij en niet ik? Een verhaal over onrecht in de familie Van Dijk

‘Waarom zij en niet ik?’ De woorden galmen door mijn hoofd terwijl ik de deur van mijn moeders flat dichttrek. Mijn handen trillen, mijn hart bonkt in mijn borst. Ik hoor haar stem nog nagalmen: ‘Het is gewoon zo gelopen, Eva. Marloes heeft het nu harder nodig.’

Ik loop door de regen naar mijn fiets, de tranen prikken achter mijn ogen. Mijn zus Marloes kreeg van mama tienduizend euro om haar eerste huis in Utrecht te kopen. Ik kreeg niets. Helemaal niets. Niet eens een symbolisch bedrag, geen uitleg, geen warme arm om me heen. Alleen die kille woorden.

Thuis gooi ik mijn jas op de grond. Mijn vriend Bart kijkt op van zijn laptop. ‘Wat is er gebeurd?’ vraagt hij bezorgd.

‘Ze heeft Marloes geld gegeven voor haar huis,’ snik ik, ‘en mij helemaal niks. Alsof ik niet besta.’

Bart zwijgt even, zijn blik vol medelijden. ‘Heb je gevraagd waarom?’

‘Ja! Ze zegt dat Marloes het harder nodig heeft omdat ze net gescheiden is. Maar ik ben ook niet rijk, Bart! Ik werk me kapot als verpleegkundige, huur een klein appartementje in Amersfoort, en krijg nooit iets extra’s.’

De frustratie brandt in mijn keel. Ik denk terug aan vroeger, aan hoe mama altijd zei dat ze ons allebei even lief vond. Maar nu voel ik me het tweede keus kind, het reserveonderdeel.

De volgende dag bel ik Marloes. Mijn stem trilt als ik haar vraag: ‘Heb jij geld gekregen van mama?’

Ze zucht. ‘Ja, Eva… Ik wilde het je zelf vertellen, maar ik wist niet hoe. Het voelt ook niet eerlijk.’

‘Waarom heb je het dan aangenomen?’ vraag ik scherp.

‘Omdat ik het nodig had! De scheiding heeft me financieel uitgekleed. Mama bood het aan, en ik dacht… misschien komt jouw beurt nog.’

‘Mijn beurt? Alsof het een beurt is! Alsof er een soort schema is wie wanneer liefde of steun verdient!’

Marloes zwijgt. Ik hoor haar ademhaling aan de andere kant van de lijn.

‘Sorry,’ fluistert ze uiteindelijk. ‘Ik weet ook niet wat ik moet zeggen.’

Na het gesprek voel ik me alleen maar leger. Ik besluit mama een brief te schrijven, omdat praten niet lukt zonder te huilen of te schreeuwen.

‘Lieve mama,

Ik voel me buitengesloten en gekwetst door je beslissing om Marloes geld te geven en mij niet. Het voelt alsof ik minder belangrijk ben. Kun je me uitleggen waarom? Of heb ik iets verkeerd gedaan?’

Ik wacht dagen op antwoord. Elke keer als de postbode langsloopt, springt mijn hart op. Maar er komt niets.

Op zondag ga ik toch weer naar haar toe. Haar flat ruikt naar koffie en oude bloemen. Ze zit aan tafel met haar puzzelboekje.

‘Eva,’ zegt ze zacht, ‘ik weet dat je boos bent.’

‘Boos? Ik ben kapot, mam!’ Mijn stem breekt.

Ze kijkt weg, haar handen friemelen aan haar mok. ‘Het is zo moeilijk allemaal sinds papa dood is…’

‘Dat weet ik,’ zeg ik zachter, ‘maar waarom help je mij nooit? Waarom krijg ik altijd te horen dat ik sterk ben en het wel red? Waarom mag Marloes kwetsbaar zijn en ik niet?’

Mama’s ogen vullen zich met tranen. ‘Omdat jij altijd alles zelf doet, Eva. Je vraagt nooit om hulp. Je bent zo zelfstandig…’

‘Maar dat betekent toch niet dat ik geen liefde of steun nodig heb?’

Ze snikt nu echt. ‘Misschien heb ik het verkeerd gedaan. Ik dacht dat je het niet nodig had.’

Ik voel een mengeling van woede en medelijden. Hoe kan ze zo blind zijn voor mijn pijn?

De weken erna is het contact stroef. Marloes probeert te bemiddelen, maar alles wat ze zegt klinkt als olie op het vuur.

Op een dag appt mama: ‘Wil je samen wandelen in het bos?’

We lopen zwijgend tussen de bomen bij Soestduinen. De lucht is grijs, de bladeren nat.

‘Weet je nog,’ zegt mama ineens, ‘dat jij als kind altijd de sterkste was? Toen papa ziek werd, was jij degene die boodschappen deed en voor hem zorgde.’

‘Maar dat was omdat niemand anders het deed,’ zeg ik bitter.

Ze knikt langzaam. ‘Ik heb je misschien te veel als volwassene behandeld.’

‘Ik wil gewoon gezien worden als jouw dochter,’ fluister ik.

We staan stil bij een bankje. Mama pakt mijn hand vast.

‘Het spijt me, Eva,’ zegt ze zacht. ‘Ik kan het niet meer terugdraaien, maar ik wil proberen het goed te maken.’

Ik weet niet of dat kan. Het gevoel van onrecht zit diep. Maar haar hand in de mijne voelt als een klein begin.

Thuis denk ik na over alles wat er gebeurd is. Over hoe families soms onbedoeld pijn doen, over verwachtingen en teleurstellingen die zich opstapelen tot muren van stilte.

Soms vraag ik me af: Is het ooit mogelijk om echt eerlijk te zijn in een gezin? Of dragen we allemaal onze eigen wonden, zonder dat iemand ze ziet?

Wat denken jullie? Herkennen jullie dit gevoel van onrecht in je familie? Hoe ga je ermee om?