Wanneer het Touw Breekt: Een Familie Zonder Houvast
‘Hoe moet ik het haar uitleggen, Erik?’ Mijn stem trilt terwijl ik de telefoon steviger tegen mijn oor druk. Ik sta in een benauwde hotelkamer in Frankfurt, mijn koffers half uitgepakt, de geur van koffie en angst in de lucht. ‘Ze is vijftien, Marieke. Ze snapt heus wel dat geld niet aan bomen groeit,’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. Maar ik hoor de irritatie in zijn stem. Hij heeft het zwaar, dat weet ik. Maar ik ook.
‘Het is niet eerlijk tegenover Sophie,’ fluister ik. ‘Ze rekent op haar hockey, haar schoolreis…’
‘En ik dan? Denk je dat het hier makkelijk is? Elke dag die stomme administratie, boodschappen doen met een lege portemonnee, en dan haar humeur erbij!’
Ik sluit mijn ogen. De muren lijken op me af te komen. Ik voel me schuldig, maar ook boos. Waarom moet ík altijd de redder zijn?
Toen ik drie jaar geleden besloot om als projectmanager in Duitsland te werken, was het uit noodzaak. Erik was zijn baan kwijtgeraakt bij de gemeente en kon sindsdien geen vaste baan vinden. Mijn salaris hield ons gezin overeind. Elke maand stuurde ik geld naar huis, zodat Sophie kon blijven hockeyen, zodat de hypotheek betaald werd, zodat Erik zich kon focussen op solliciteren.
Maar nu is het project gestopt. Mijn contract is niet verlengd. De economie hapert, zelfs hier in Duitsland. Ik heb geen spaargeld meer over om naar huis te sturen. En dus moet ik het vertellen. Aan Erik, aan Sophie.
Die avond facetimen we met z’n drieën. Sophie’s gezicht verschijnt op het scherm: haar blonde haar in een slordige knot, haar ogen rood van het huilen.
‘Mam, waarom kun je niet gewoon terugkomen?’ vraagt ze zacht.
‘Omdat ik hier misschien sneller werk vind dan thuis,’ zeg ik voorzichtig. ‘En omdat we het geld nodig hebben.’
‘Maar er komt nu toch geen geld meer?’ Haar stem breekt.
Erik zucht luid. ‘Sophie, je moeder doet haar best. We moeten allemaal offers brengen.’
‘Jij doet anders niks!’ snauwt Sophie terug.
‘Sophie!’ roep ik uit.
Maar Erik’s gezicht is al vertrokken van woede. ‘Weet je wat? Als jij denkt dat het allemaal zo makkelijk is, probeer jij dan maar eens boodschappen te doen met twintig euro per week!’
Sophie smijt haar laptop dicht. Het gesprek is voorbij.
Die nacht lig ik wakker in mijn hotelbed. Ik denk aan vroeger, aan onze vakanties op Texel, aan hoe Erik en ik samen lachten om Sophie’s eerste stapjes in de branding. Waar is dat gezin gebleven?
De weken daarna worden de gesprekken korter en kouder. Erik klinkt steeds verbitterder. Hij moppert over de buren, over de politiek, over Sophie’s pubergedrag. Sophie sluit zich op in haar kamer en reageert nauwelijks op mijn appjes.
Op een dag belt mijn zus Anouk me op. ‘Marieke, ik maak me zorgen om Sophie,’ zegt ze zacht. ‘Ze komt bijna niet meer buiten. Ze eet nauwelijks.’
Mijn maag draait om. ‘Waarom zegt Erik daar niks over?’
Anouk aarzelt even. ‘Hij… hij lijkt vooral boos. Op alles en iedereen.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik weet niet wat ik moet doen, Anouk.’
‘Misschien moet je toch terugkomen.’
Maar terugkomen betekent geen inkomen. En zonder inkomen verliezen we misschien zelfs ons huis.
Twee maanden gaan voorbij. Ik vind geen werk in Duitsland en mijn spaargeld raakt op. Op een avond besluit ik onverwacht naar huis te rijden. Het is een lange rit door de regen, mijn gedachten razen sneller dan de auto.
Als ik thuiskom, is het huis koud en stil. In de woonkamer zit Erik voorovergebogen op de bank, een halflege fles wijn naast zich.
‘Wat doe jij hier?’ vraagt hij schor.
‘Ik moest komen kijken hoe het met jullie gaat.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Het gaat zoals het gaat.’
Ik loop naar boven en klop zachtjes op Sophie’s deur. Geen antwoord. Ik open de deur en zie haar liggen onder een stapel dekens, haar gezicht bleek en mager.
‘Sophie…’
Ze draait zich om, haar ogen dof. ‘Waarom ben je weggegaan?’
Ik ga naast haar zitten en pak haar hand vast. ‘Omdat ik dacht dat ik jullie zo kon helpen.’
Ze snikt zachtjes. ‘Ik wil gewoon dat alles weer normaal is.’
Die nacht praten we lang – over school, over hockey, over hoe ze zich alleen voelt met Erik die steeds bozer wordt.
De volgende ochtend probeer ik met Erik te praten aan de keukentafel.
‘We moeten hulp zoeken,’ zeg ik voorzichtig.
Hij kijkt me woedend aan. ‘Hulp? Wat voor hulp? Denk je dat een maatschappelijk werker ons geld gaat geven?’
‘Nee, maar misschien kunnen ze ons helpen met Sophie… met onszelf.’
Hij slaat met zijn vuist op tafel. ‘Ik heb geen hulp nodig! Jij was degene die weg moest!’
Ik schrik van zijn felheid – dit is niet de man met wie ik ooit verliefd werd op een regenachtige Koningsdag in Utrecht.
De dagen daarna voel ik me gevangen tussen twee vuren: een dochter die wegkwijnt en een man die zichzelf verliest in frustratie en drank.
Op een avond hoor ik geschreeuw beneden.
‘Je bent net als je moeder! Altijd maar klagen!’ roept Erik tegen Sophie.
‘Jij bent gewoon jaloers omdat zij wél iets van haar leven maakt!’ gilt Sophie terug.
Ik storm naar beneden en grijp Erik bij zijn arm. ‘Stop! Zo praten we niet tegen elkaar!’
Hij trekt zich los en stormt naar buiten, de deur slaat hard dicht achter hem.
Sophie stort huilend in mijn armen.
Die nacht besluit ik: dit kan zo niet langer.
De volgende dag bel ik de huisarts en vraag om hulp voor ons gezin. We worden doorverwezen naar maatschappelijk werk en gezinstherapie. Het is zwaar – Erik weigert eerst mee te gaan, maar na wekenlange ruzies geeft hij toe.
Langzaam beginnen we weer te praten – echt te praten – over onze angsten, onze teleurstellingen, onze hoop op iets beters.
Het duurt maanden voordat er iets verandert. Maar op een dag zie ik Sophie weer lachen tijdens het eten; zie ik Erik voorzichtig glimlachen als hij haar een grap hoort maken.
We hebben nog steeds weinig geld; Erik werkt parttime bij een bouwmarkt, ik geef bijles aan huis om wat bij te verdienen. Maar we zijn samen – echt samen – voor het eerst in jaren.
Soms vraag ik me af: was het allemaal te voorkomen geweest? Had ik andere keuzes moeten maken? Of hoort dit bij het leven – dat je soms alles verliest om elkaar weer terug te vinden?
Wat denken jullie: kun je als gezin sterker uit zo’n crisis komen? Of blijven sommige scheuren altijd zichtbaar?