Wanneer je gezin uit elkaar valt: Het verhaal van een moeder die haar zoon verloor aan haar schoondochter

‘Waarom neem je nooit meer op, Bas?’ Mijn stem trilt als ik de voicemail inspreek, terwijl ik uit het raam staar naar de grijze lucht boven Amersfoort. De regen tikt zachtjes tegen het glas, maar in mij woedt een storm. Ik weet dat hij deze boodschap waarschijnlijk niet eens zal beluisteren. Sinds hij met Anne is getrouwd, lijkt hij steeds verder van me af te drijven.

Vroeger was het anders. Bas en ik waren altijd samen. Na het overlijden van zijn vader, toen Bas nog maar twaalf was, waren we op elkaar aangewezen. Ik werkte als verpleegkundige in het Meander Medisch Centrum en deed alles om hem een warm thuis te geven. We aten samen stamppot op koude winteravonden, lachten om flauwe grappen en keken op zondag naar Studio Sport. Hij was mijn alles.

Toen ontmoette hij Anne. Ze kwam uit Utrecht, had een vlotte babbel en een scherpe blik. In het begin deed ik mijn best haar te accepteren. ‘Ze maakt hem gelukkig,’ zei ik tegen mijn zus Els, terwijl ik probeerde te glimlachen tijdens een familiebarbecue. Maar diep vanbinnen voelde ik het: er was iets veranderd. Bas kwam minder vaak langs, telefoontjes werden korter, appjes bleven onbeantwoord.

‘Je moet hem loslaten, Marijke,’ zei Els op een avond toen we samen thee dronken. ‘Kinderen groeien op, krijgen hun eigen leven.’ Maar hoe doe je dat als je hele leven om hem draaide?

De eerste echte barst kwam op Bas’ dertigste verjaardag. Ik had zijn lievelingstaart gebakken – appeltaart met extra kaneel – en stond vol verwachting in hun flatje in Utrecht. Anne keek nauwelijks op van haar telefoon toen ik binnenkwam. ‘Oh, je bent er al,’ zei ze koel. Bas was druk met vrienden in de keuken. Toen ik hem wilde feliciteren, trok hij zich los uit mijn omhelzing. ‘Mam, niet nu,’ fluisterde hij geërgerd.

Die avond reed ik huilend terug naar huis. De appeltaart bleef onaangeroerd op het aanrecht staan.

Vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Anne regelde alles: vakanties, verjaardagen, zelfs de kerstplanning. ‘We vieren dit jaar kerst bij mijn ouders,’ zei ze zonder mij aan te kijken tijdens een telefoongesprek. ‘Misschien kun je volgend jaar komen.’ Bas zei niets; hij keek weg.

Ik probeerde contact te houden. Stuurde kaartjes, belde, nodigde hen uit voor etentjes. Steeds vaker kreeg ik afzeggingen. ‘We hebben het druk.’ ‘Anne is moe van haar werk.’ ‘Bas heeft een voetbalwedstrijd.’

Op een dag stond ik onverwacht voor hun deur met een bos bloemen. Ik hoorde gelach binnen, maar toen ik aanbelde werd het stil. Anne deed open, haar gezicht strak. ‘We hebben nu geen tijd, Marijke.’ Ze sloot de deur voordat ik iets kon zeggen.

Die nacht lag ik wakker in bed, mijn gedachten maalden rondjes. Had ik iets verkeerd gedaan? Was ik te aanwezig geweest? Of was Anne gewoon jaloers op onze band?

De weken werden maanden. Op Facebook zag ik foto’s van Bas en Anne op vakantie in Zeeland, etentjes met haar familie, verjaardagen waar ik niet voor was uitgenodigd. Mijn hart brak elke keer een beetje meer.

Op een dag belde Els me opgewonden op: ‘Heb je het al gehoord? Bas en Anne verwachten een kindje!’ Mijn adem stokte. Niemand had mij iets verteld.

Ik kocht een knuffelbeer en een kaartje en reed naar Utrecht om hen te feliciteren. Toen ik aankwam, stond Anne buiten met haar moeder te praten. Ze keek me aan alsof ze water zag branden.

‘We willen dit liever rustig houden,’ zei ze terwijl ze haar hand beschermend op haar buik legde. ‘Het is nog vroeg.’

Bas kwam niet eens naar buiten.

De maanden daarna hoorde ik niets meer van hen. Geen uitnodiging voor de babyshower, geen telefoontje na de geboorte van mijn kleindochter Sophie – alleen een foto in de familie-appgroep, verstuurd door Anne’s moeder.

Op een dag hield ik het niet meer uit en belde Bas op zijn werk. ‘Waarom laat je me niet toe in jullie leven?’ vroeg ik snikkend.

Hij zuchtte diep aan de andere kant van de lijn. ‘Mam, Anne heeft het moeilijk met jou erbij. Ze vindt dat je te veel aanwezig bent.’

‘Maar Bas… Ik ben je moeder!’

‘Dat weet ik,’ zei hij zacht, ‘maar dit is nu mijn gezin.’

De lijn werd verbroken.

Sindsdien is het stil in huis. De foto’s van Bas als kleine jongen staan nog steeds op de schouw, maar zijn stem hoor ik alleen nog in herinneringen. Soms loop ik door het park waar we vroeger samen speelden en vraag ik me af waar het misging.

Op zondag zit ik alleen aan tafel met twee kopjes koffie – eentje voor mij, eentje voor hem – hopend dat hij onverwacht binnen zal stappen zoals vroeger.

Soms droom ik dat Sophie opgroeit zonder te weten wie haar oma is. Dat ze denkt dat familie iets is wat je zomaar kunt weggooien als het lastig wordt.

‘Misschien heb ik te veel vastgehouden aan wat was,’ fluister ik tegen mezelf als de avond valt en de stilte oorverdovend wordt.

Maar kan liefde ooit echt te veel zijn? Of zijn we allemaal gewoon bang om los te laten?

Wat zouden jullie doen als je kind je langzaam uit zijn leven duwt? Is er hoop op verzoening, of moet je leren leven met verlies?