Wanneer je kind je vergeet: Het verhaal van een moeder uit Utrecht
‘Mam, ik heb het druk. We bellen later, goed?’
Zijn stem klinkt gehaast, bijna geïrriteerd. Ik hoor op de achtergrond het zachte gebrabbel van mijn kleindochter, Noor. Mijn hart slaat een slag over. ‘Maar Daan, ik wilde alleen even horen hoe het met jullie gaat. Het is alweer drie weken geleden dat we elkaar spraken.’
‘Ja mam, ik weet het. Maar Noor moet zo naar zwemles en Sanne wacht op me. Ik bel je vanavond, oké?’
Voordat ik iets kan zeggen, hoor ik de klik. Stilte. Mijn hand blijft nog even op de telefoon rusten, alsof ik zo het contact kan vasthouden. Maar het scherm is zwart. Ik staar naar de foto van Daan en Noor op mijn kastje. Zijn lach is breed, zijn ogen stralen geluk uit. Maar dat geluk lijkt niet meer met mij gedeeld te worden.
Ik ben Marja van Dijk, 62 jaar, weduwe sinds vijf jaar. Mijn leven draait om mijn zoon Daan, of draaide – want sinds hij met Sanne naar Groningen verhuisde, voel ik me steeds meer een figurant in zijn leven. Vroeger belde hij me elke dag na zijn werk. We lachten om kleine dingen, deelden geheimen die alleen wij begrepen. Maar nu? Nu lijkt het alsof ik alleen nog besta als een verplicht nummer.
De dagen zijn stil geworden in mijn appartement in Utrecht-Oost. De klok tikt luid, de vogels buiten fluiten hun liedjes, maar binnen is het leeg. Soms praat ik hardop tegen mezelf, gewoon om de stilte te breken.
‘Waarom belt hij niet vaker?’ vraag ik mezelf af terwijl ik de afwas doe. ‘Heb ik iets verkeerd gedaan? Was ik te beschermend? Of juist niet genoeg?’
Op zondag probeer ik altijd te bellen. Soms neemt Sanne op. ‘Hoi Marja! Ja hoor, alles goed hier. Noor heeft net haar eerste tandje verloren!’ Haar stem klinkt opgewekt, maar ergens voel ik een afstand. Alsof ze me vriendelijk op afstand houdt.
‘Mag ik Daan even spreken?’ vraag ik dan voorzichtig.
‘Oh, hij is net even boodschappen doen. Zal ik zeggen dat je gebeld hebt?’
Maar meestal belt hij niet terug.
Mijn zus Els zegt dat ik me niet zo moet aanstellen. ‘Kinderen hebben hun eigen leven, Marja. Je moet jezelf ook wat gunnen.’ Maar hoe doe je dat als je hele leven om één persoon draaide?
Ik probeer het wel hoor. Ik ga naar de markt op zaterdag, koop bloemen voor mezelf en maak een praatje met de groenteboer. Soms ga ik naar het buurthuis voor een kop koffie en een spelletje rummikub met andere vrouwen van mijn leeftijd. Maar als ik thuiskom, voel ik de leegte weer.
Op een dag besluit ik spontaan naar Groningen te reizen. Ik koop een bos tulpen en stap in de trein. Onderweg fantaseer ik over hoe blij Daan zal zijn om me te zien – misschien drinken we samen koffie, speelt Noor op schoot en vertelt Sanne over haar werk.
Als ik bij hun huis aankom, zie ik door het raam Daan en Sanne druk in gesprek aan tafel zitten. Noor speelt op het kleed met haar poppen. Ik bel aan, mijn hart bonkt in mijn keel.
Daan doet open en kijkt verbaasd. ‘Mam? Wat doe jij hier?’
Zijn stem klinkt niet blij, eerder ongemakkelijk.
‘Ik dacht… Ik wilde jullie verrassen,’ stamel ik.
Sanne komt erbij staan en glimlacht vriendelijk maar afstandelijk. ‘Wat leuk dat je er bent, Marja! Maar eh… we hadden eigenlijk net vrienden uitgenodigd voor de lunch.’
Ik voel me plotseling zo ongewenst dat ik bijna weer wil omdraaien.
‘Misschien kan je een andere keer komen?’ zegt Daan zachtjes.
Ik knik en probeer te glimlachen terwijl mijn ogen prikken van de tranen. ‘Natuurlijk… Sorry dat ik zomaar langskom.’
De terugreis naar Utrecht duurt eindeloos lang. In de trein staar ik uit het raam naar het voorbijrazende landschap en vraag ik me af waar het mis is gegaan.
Thuisgekomen vind ik een berichtje van Daan: ‘Sorry mam, het kwam echt niet uit vandaag. We bellen snel!’
Maar dat telefoontje blijft uit.
De weken verstrijken en mijn wereld wordt kleiner en kleiner. Op een avond zit ik aan tafel met een glas wijn en blader door oude fotoalbums. Daan als kleine jongen op het strand van Scheveningen, zijn eerste schooldag, zijn diploma-uitreiking… Altijd was ik er voor hem.
Waarom voelt het nu alsof hij mij niet meer nodig heeft?
Ik besluit een brief te schrijven:
‘Lieve Daan,
Ik mis je. Ik weet dat je druk bent met je gezin en werk, maar soms voelt het alsof je me vergeten bent. Ik ben trots op wie je bent geworden, maar soms verlang ik terug naar de tijd dat we samen konden lachen om niets. Vergeet niet dat je altijd welkom bent bij mij – en dat ik altijd van je zal houden.
Liefs,
Mama’
Ik twijfel lang voordat ik hem post. Wat als hij denkt dat ik hem manipuleer? Of dat ik zielig wil doen? Maar uiteindelijk stop ik hem toch in de brievenbus.
Een week later gaat mijn telefoon over.
‘Mam? Heb je tijd om te praten?’
Zijn stem klinkt zachter dan anders.
‘Natuurlijk,’ fluister ik.
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Het spijt me dat ik zo weinig van me laat horen,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Het is gewoon… alles is zo druk hier. Noor vraagt veel aandacht en Sanne werkt nu meer uren. Soms vergeet ik gewoon even hoe belangrijk jij voor me bent.’
Mijn hart maakt een sprongetje van hoop.
‘Je hoeft geen sorry te zeggen,’ zeg ik snel. ‘Ik wil alleen weten hoe het met jullie gaat – en af en toe even je stem horen.’
We praten die avond urenlang over vroeger, over kleine dingen die we samen deden. Voor het eerst in maanden voel ik me weer gezien.
Maar diep vanbinnen weet ik: het zal nooit meer worden zoals vroeger. Kinderen groeien op, bouwen hun eigen leven – en ouders blijven achter met herinneringen en lege kamers.
Toch probeer ik los te laten, beetje bij beetje. Ik schrijf me in voor schilderles bij het buurthuis en maak nieuwe vrienden. Soms komt Daan langs met Noor en Sanne – niet vaak, maar genoeg om mijn hart warm te houden.
En als de stilte weer valt in huis, vraag ik mezelf: Hebben we ooit genoeg gedaan als ouder? Of blijft er altijd die twijfel – had ik meer moeten loslaten of juist meer moeten vasthouden?
Wat denken jullie: wanneer laat je als moeder écht los?