Wanneer je schoonmoeder je een emmer overgroeide komkommers brengt: Zomer in de schaduw van familievergelijkingen

‘Waarom krijg ik altijd de grote, lelijke komkommers?’ Mijn stem trilde terwijl ik de zware emmer op het aanrecht zette. De geur van aarde en vochtige schil vulde de keuken. Mijn schoonmoeder, Truus, stond nog in de deuropening, haar handen in haar zij. ‘Ach meisje, die zijn ook prima voor soep of zo. Je weet toch dat Sanne altijd zo netjes haar potjes maakt,’ zei ze, terwijl ze haar blik afwendde naar het raam, waar Sanne met haar perfecte kleine komkommers al druk in de weer was.

Ik voelde hoe mijn wangen gloeiden van schaamte en frustratie. Het was niet de eerste keer dat ik me minder voelde dan Sanne. Sinds ik met Mark getrouwd ben, lijkt het alsof ik altijd tweede keus ben in deze familie. Sanne is de dochter die alles goed doet: haar huis altijd opgeruimd, haar kinderen keurig gekleed, haar inmaakpotten op een rij als soldaatjes. En ik? Ik ben Eva, de vrouw van de oudste zoon, die haar baan als juf combineert met twee drukke kinderen en een huishouden dat nooit helemaal af is.

‘Mam, waarom geef je Eva niet ook wat van die mooie kleintjes?’ hoorde ik Mark vragen vanuit de woonkamer. Zijn stem klonk voorzichtig, alsof hij bang was olie op het vuur te gooien.

Truus haalde haar schouders op. ‘Ze heeft toch die grote gekregen? Daar kun je veel meer mee.’

Ik draaide me om en keek Mark aan. Zijn blik zei genoeg: laat maar, het heeft geen zin. Maar ik kon het niet laten. ‘Het gaat niet om de hoeveelheid, mam. Het gaat om het gebaar.’

Truus zuchtte diep en liep naar buiten, haar slippers klakkend op de tegels. Ik bleef achter met mijn emmer komkommers en een brok in mijn keel.

Die avond zat ik aan tafel met Mark. De kinderen waren eindelijk stil na een dag vol ruzies over wie er met de waterpistolen mocht spelen. Ik prikte in mijn aardappels en voelde de tranen prikken achter mijn ogen.

‘Waarom doet ze dat toch steeds?’ vroeg ik zacht. ‘Waarom voel ik me altijd zo… tekortschieten?’

Mark legde zijn hand op de mijne. ‘Mam bedoelt het niet slecht. Ze is gewoon… gewend aan Sanne’s manier van doen. Jij bent anders. Dat vindt ze lastig.’

‘Maar waarom moet dat altijd zo pijnlijk duidelijk zijn?’ Mijn stem brak.

Mark haalde zijn schouders op. ‘Misschien moet je het haar gewoon zeggen.’

Ik lachte schamper. ‘Alsof dat helpt.’

De volgende ochtend stond Sanne voor de deur met een glimlach en een schaal vol glanzende potjes augurken. ‘Kijk eens wat mooi gelukt!’ riep ze vrolijk. Haar kinderen stonden keurig naast haar, hun haren netjes gevlochten.

‘Wat leuk,’ zei ik, terwijl ik probeerde te glimlachen. ‘Ik heb nog geen tijd gehad om iets met die komkommers te doen.’

Sanne keek even naar de emmer op het aanrecht en trok haar neus op. ‘Die zijn wel erg groot hè? Misschien kun je er soep van maken.’

‘Misschien,’ mompelde ik.

Toen ze weg was, liet ik mezelf op een stoel zakken en staarde naar de emmer. Waarom liet ik me zo raken door iets simpels als komkommers? Waarom voelde ik me altijd in competitie?

Later die week kwam Truus weer langs, deze keer met een zak aardappelen uit eigen tuin. Ze zette ze zonder iets te zeggen op het aanrecht en keek me even aan.

‘Eva…’ begon ze aarzelend. ‘Ik weet dat je liever die kleine komkommers had gehad. Maar jij bent altijd zo goed in improviseren. Jij maakt overal iets moois van.’

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Was dit een compliment? Of gewoon weer een manier om me anders te laten voelen?

‘Dank je,’ zei ik uiteindelijk zacht.

Die avond besloot ik iets te doen met de komkommers. Ik zocht een recept voor koude komkommersoep en begon te snijden. Terwijl ik bezig was, kwamen de kinderen binnenrennen.

‘Wat maak je mama?’ vroeg Lotte.

‘Komkommersoep,’ zei ik.

‘Bah!’ riep Bram meteen.

Ik lachte en trok hem op schoot. ‘Misschien vind je het wel lekker als je helpt maken.’

Samen sneden we de komkommers, gooiden alles in de blender en proefden voorzichtig het resultaat. Het was verrassend lekker – fris en romig tegelijk.

Toen Mark thuiskwam, stond er een grote kan soep op tafel en lachten de kinderen om hun groene snorren van het proeven.

‘Zie je wel,’ zei hij glimlachend. ‘Jij maakt overal iets moois van.’

Toch bleef er iets knagen. Waarom moest het altijd zo gaan? Waarom kon Truus niet gewoon zeggen dat ze trots op me was? Waarom voelde ik me altijd vergeleken?

Een week later was er een familiebarbecue bij Sanne in de tuin. Alles was perfect geregeld: slingers, salades, zelfs zelfgemaakte limonade in glazen kannen met muntblaadjes erin.

Truus liep rond met een schaal augurken en prees Sanne bij iedereen: ‘Kijk eens wat Sanne weer gemaakt heeft! Zo knap hè?’

Ik stond bij de barbecue met Mark en voelde me weer dat kleine meisje dat niet mee mocht doen.

Plotseling kwam Lotte naar me toe gerend met een beker limonade in haar hand.

‘Mama! Iedereen vindt jouw soep zo lekker! Mag ik nog een beetje?’

Ik glimlachte en knikte. Even later hoorde ik Sanne tegen Truus zeggen: ‘Eigenlijk is die soep van Eva best bijzonder hè? Dat had ik nooit bedacht met zulke grote komkommers.’

Truus keek naar mij en knikte langzaam. ‘Ja… Eva weet altijd iets bijzonders te maken van wat ze krijgt.’

Voor het eerst voelde het niet als een vergelijking, maar als erkenning.

Die avond, toen we thuiskwamen, zat ik nog lang na te denken op het balkon terwijl de zon onderging boven de rijtjeshuizen van ons dorp.

Waarom laten we ons zo vaak klein maken door verwachtingen van anderen? Waarom meten we onze waarde af aan wat anderen vinden of geven?

Misschien is het tijd om te accepteren dat liefde zich soms verstopt in kromme gebaren en grote komkommers – en dat onze kracht juist zit in wat we daarmee doen.

Hebben jullie je ook wel eens zo gevoeld binnen je familie? Wanneer voelde jij je eindelijk gezien?