Wanneer kinderwensen vriendschap verscheuren: Mijn verhaal over verloren nabijheid
‘Hoe lang ga je dit nog volhouden, Anne?’ De stem van mijn man, Jeroen, galmt na in de woonkamer. Zijn woorden snijden door de stilte als een mes. Ik staar naar het lege kopje thee in mijn handen, mijn vingers trillen licht. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof zelfs het weer mijn onrust weerspiegelt.
‘Ik weet het niet,’ fluister ik. ‘Ze is mijn beste vriendin… of was dat tenminste.’
Jeroen zucht en loopt naar de keuken. ‘Je komt altijd verdrietig thuis na een middag met haar. Misschien moet je jezelf afvragen waarom.’
Hij heeft gelijk, maar ik wil het niet toegeven. Marloes en ik kennen elkaar al sinds de brugklas op het Stedelijk Gymnasium in Utrecht. We deelden alles: eerste liefdes, slapeloze nachten voor tentamens, onze dromen over verre reizen. Maar sinds haar dochtertje Lotte geboren is, lijkt er een onzichtbare muur tussen ons te staan.
De eerste maanden na Lotte’s geboorte probeerde ik begripvol te zijn. Natuurlijk, een baby verandert alles. Maar Marloes veranderde ook. Onze gesprekken gingen alleen nog maar over voedingen, slaapjes en luiers. Als ik iets vertelde over mijn werk als redacteur bij een uitgeverij, luisterde ze nauwelijks. Soms onderbrak ze me zelfs om Lotte’s boertje te bewonderen of om foto’s te laten zien van haar eerste lachje.
‘Je begrijpt het gewoon niet, Anne,’ zei ze laatst toen ik voorzichtig vroeg of we weer eens samen naar de film konden gaan. ‘Als je zelf ooit moeder wordt, snap je het misschien.’
Die woorden deden pijn. Alsof mijn leven minder waardevol was omdat ik geen kinderen had. Alsof onze vriendschap alleen nog maar draaide om haar moederschap.
Mijn moeder zei altijd dat je pas weet wie je echte vrienden zijn als het leven verandert. Maar ik had nooit gedacht dat die verandering zo pijnlijk zou zijn.
Op een druilerige zaterdagmiddag fiets ik naar Marloes’ huis in Leidsche Rijn. De lucht ruikt naar nat gras en herfstbladeren. Ik heb een boek voor Lotte meegenomen, een prentenboek over een konijntje dat zijn moeder kwijt is. Misschien is het een stom gebaar, maar ik wil laten zien dat ik moeite doe.
Marloes doet open met Lotte op haar arm. Haar haar zit slordig in een knot, er zitten vlekken op haar trui. ‘Kom binnen,’ zegt ze gehaast. ‘Lotte moet zo slapen, dus we hebben niet veel tijd.’
We zitten aan de keukentafel met lauwe koffie. Lotte huilt en Marloes wiegt haar heen en weer, haar blik voortdurend op haar telefoon gericht.
‘Hoe gaat het op je werk?’ vraag ik voorzichtig.
‘Druk,’ zegt ze kortaf. ‘Maar goed, ik werk nu maar twee dagen per week. De rest van de tijd ben ik met Lotte bezig.’
Ik knik en probeer te glimlachen. ‘Ik heb laatst nog een artikel geschreven over vrouwen die bewust kinderloos blijven…’
Ze kijkt op, haar ogen schieten vuur. ‘Waarom zou je daarover schrijven? Dat is toch geen leven? Ik kan me niet voorstellen dat iemand dat echt wil.’
Ik voel mijn wangen gloeien van schaamte en boosheid tegelijk. ‘Niet iedereen wil hetzelfde, Marloes.’
Ze haalt haar schouders op en draait zich om naar Lotte. ‘Mama begrijpt dat niet hè, schatje? Sommige mensen willen gewoon geen kinderen.’
De rest van het bezoek verloopt stroef. Als ik wegga, geeft ze me een vluchtige knuffel. ‘Tot snel?’ vraagt ze, maar haar stem klinkt hol.
Op de fiets naar huis voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Waarom doet dit zo’n pijn? Waarom kan ik niet gewoon blij voor haar zijn?
Thuis zit Jeroen op de bank met zijn laptop op schoot. ‘En?’ vraagt hij zonder op te kijken.
‘Het was… ongemakkelijk,’ zeg ik zacht.
Hij klapt zijn laptop dicht en kijkt me aan. ‘Anne, je hoeft jezelf niet steeds te bewijzen tegenover haar.’
‘Maar wat als ik haar kwijtraak?’ Mijn stem breekt.
Hij slaat zijn arm om me heen. ‘Misschien ben je haar al kwijt.’
Die nacht lig ik wakker en denk aan vroeger: hoe we samen in de zomer op het strand van Scheveningen lagen, onze voeten in het zand, lachend om niets. Hoe we elkaar beloofden altijd vriendinnen te blijven, wat er ook gebeurde.
De weken daarna probeer ik afstand te nemen. Ik stuur minder vaak berichtjes, laat uitnodigingen voor babyshowers en speelafspraken aan me voorbijgaan. Maar elke keer als mijn telefoon trilt, hoop ik dat het Marloes is die vraagt hoe het met míj gaat.
Op een dag krijg ik een uitnodiging voor Lotte’s eerste verjaardag. Er staat: ‘Kom je ook? We zouden het gezellig vinden!’ Geen persoonlijke boodschap, geen vraag hoe het met mij gaat.
Jeroen ziet mijn twijfel als ik de kaart lees. ‘Je hoeft niet te gaan als je dat niet wilt.’
Maar ik ga toch. Omdat ik hoop dat het anders zal zijn.
Het huis is vol moeders met buggy’s en vaders die zich ongemakkelijk aan hun biertje vasthouden. Marloes straalt tussen haar nieuwe vriendinnen – vrouwen die ze kent van de crèche en de yoga voor jonge moeders. Ze lacht om hun verhalen over slapeloze nachten en spuitluiers.
Als ze mij ziet, knikt ze vriendelijk maar vluchtig. ‘Leuk dat je er bent!’ zegt ze, voordat ze zich weer tot een andere moeder wendt.
Ik sta bij het raam met een glas lauwe wijn en voel me onzichtbaar.
Na een uur glip ik stilletjes weg. Niemand merkt het op.
Thuis barst ik in huilen uit. Jeroen houdt me vast terwijl ik snik: ‘Ze heeft me niet eens gemist.’
De dagen daarna voel ik me leeg en verloren. Ik probeer mezelf wijs te maken dat het zo beter is – dat mensen veranderen en vriendschappen soms verwateren. Maar diep vanbinnen doet het pijn.
Op een avond krijg ik een appje van Marloes: ‘Sorry dat we niet echt hebben kunnen praten op Lotte’s verjaardag. Het was zo druk! Zullen we binnenkort koffie drinken?’
Mijn hart maakt een sprongetje, maar dan lees ik verder: ‘Neem je dan ook die leuke kinderboekjes mee die je laatst noemde? Lotte vindt lezen zo leuk!’
Ik staar naar het scherm en voel de afstand tussen ons groeien. Het draait nooit meer om ons – alleen nog maar om haar kind.
Ik typ: ‘Misschien is het beter als we even afstand nemen.’
Ze reageert niet meer.
Dagen worden weken, weken worden maanden. Soms zie ik haar op straat met Lotte in de buggy, omringd door andere moeders. Ze lacht – diezelfde lach als vroeger, maar nu zonder mij.
Langzaam leer ik loslaten. Ik zoek nieuwe vrienden, ga vaker uit eten met collega’s, bezoek musea waar niemand over luiers praat.
Maar soms, als de regen tegen het raam tikt en de stilte in huis bijna ondraaglijk is, vraag ik me af: Had ik meer moeten vechten voor onze vriendschap? Of is dit gewoon hoe het leven gaat?
Hebben jullie ooit zo’n vriendschap verloren? Wat deden jullie toen?