Wanneer liefde botst met familie: Mijn strijd met de vrouw van mijn zoon
‘Waarom moet zij altijd zo aanwezig zijn, Daan?’ Mijn stem trilde terwijl ik de borden op tafel zette. Daan keek me aan, zijn ogen donker van frustratie. ‘Mam, kun je alsjeblieft gewoon normaal doen tegen Sophie? Ze doet haar best.’
Ik zuchtte diep. Het was alweer de derde keer deze maand dat we ruzie hadden over haar. Sophie, met haar felle rode haar en die eeuwige glimlach die ik nooit helemaal vertrouwde. Ze was anders dan wij. Te direct, te luid, te… alles. Mijn man, Jan, probeerde altijd te sussen. ‘Laat ze nou, Marijke. Daan is gelukkig.’ Maar ik zag het anders. Ik voelde dat Sophie iets tussen ons in zette.
De eerste keer dat Daan haar meenam naar ons huis in Amersfoort, was het een regenachtige zondagmiddag. Mijn moeder, mijn zus Karin en haar man waren er ook. Iedereen keek haar aan alsof ze een indringer was. Ze lachte vriendelijk, maar ik zag hoe haar handen trilden toen ze haar jas uitdeed. ‘Wat een mooi huis heeft u,’ zei ze zacht. Mijn moeder snoof. ‘Het is hier altijd netjes, daar houden we van.’
Na het eten trok Karin me de keuken in. ‘Wat ziet Daan toch in haar? Ze past hier niet.’ Ik knikte instemmend. ‘Ze is niet zoals wij.’
De maanden gingen voorbij en Sophie bleef komen. Ze probeerde zich aan te passen, bracht zelfgebakken appeltaart mee, bood aan om af te wassen, maar het voelde geforceerd. Mijn familie mopperde steeds vaker na haar bezoekjes. ‘Ze praat te veel over haar werk,’ zei mijn moeder. ‘En ze weet altijd alles beter,’ vond Karin.
Op een avond, na een ongemakkelijke maaltijd waarbij Sophie weer eens een discussie begon over politiek – iets waar wij nooit over spraken – barstte ik uit. ‘Kun je niet gewoon even je mond houden? Je hoeft niet overal een mening over te hebben!’ Daan sprong op. ‘Mam! Dit is genoeg!’
Die avond vertrokken ze vroeg. Jan keek me verwijtend aan. ‘Je jaagt hem weg, Marijke.’ Maar ik voelde me alleen maar rechtvaardig. Ik wilde mijn gezin beschermen tegen iemand die alles op zijn kop zette.
Toen kwam het moment dat Daan aankondigde dat hij en Sophie gingen samenwonen in Utrecht. Mijn hart brak een beetje, maar ik zei niets. Op de dag van de verhuizing stond ik met een doos in mijn handen in hun nieuwe appartement. Sophie glimlachte nerveus naar me. ‘Bedankt dat u helpt.’ Ik knikte kortaf.
De maanden daarna zag ik Daan steeds minder. Hij kwam alleen nog op verjaardagen en zelfs dan zonder Sophie. Mijn familie vond het prima zo, maar ik voelde een leegte groeien. Op een dag belde Daan me op. Zijn stem klonk koud en afstandelijk.
‘Mam, ik wil even iets duidelijk maken. Als je niet normaal kunt doen tegen Sophie, kom ik niet meer langs.’
Ik voelde mijn keel dichtknijpen. ‘Daan… Ik doe dit voor jou! Zij past niet bij ons!’
‘Misschien past zij niet bij jullie, maar wel bij mij,’ zei hij zacht.
Het werd stil aan de andere kant van de lijn.
De weken daarna probeerde ik hem te bellen, appte hem foto’s van zijn oude kamer, vroeg of hij nog kwam eten – geen reactie. Jan werd stiller, mijn moeder mopperde dat hij ondankbaar was en Karin zei: ‘Laat hem maar gaan, hij komt wel terug.’
Maar hij kwam niet terug.
Op een dag stond Sophie voor de deur. Alleen. Haar ogen rood van het huilen.
‘Mevrouw Van Dijk… Mag ik even binnenkomen?’
Ik knikte ongemakkelijk en liet haar binnen in onze woonkamer vol foto’s van vroeger.
‘Ik weet dat u mij niet mag,’ begon ze zacht. ‘Maar Daan mist u verschrikkelijk. Hij wil zo graag dat u hem accepteert… ons accepteert.’
Ik voelde iets breken in mij. Al die tijd had ik gedacht dat ik hem beschermde, maar misschien had ik hem juist weggejaagd.
‘Waarom ben je hier?’ vroeg ik schor.
‘Omdat familie belangrijk is,’ fluisterde ze. ‘En omdat ik van hem hou.’
Ze stond op en liep naar de deur.
‘Denk er alsjeblieft over na,’ zei ze voordat ze vertrok.
Die nacht lag ik wakker in bed naast Jan, die zachtjes snurkte. Ik dacht aan vroeger – hoe Daan als kleine jongen altijd bij mij op schoot kroop als hij verdrietig was, hoe hij lachte als we samen pannenkoeken bakten op woensdagmiddag.
Wanneer was het misgegaan? Was het toen hij volwassen werd? Of toen ik besloot dat niemand goed genoeg voor hem was?
De volgende ochtend stuurde ik hem een bericht: ‘Kom je binnenkort weer eens langs? Met Sophie?’
Het bleef lang stil.
Tot er eindelijk een berichtje terugkwam: ‘Alleen als je haar echt een kans geeft, mam.’
Ik huilde toen ik het las.
Nu zit ik hier aan de keukentafel en staar naar de lege stoel tegenover me. Ik vraag me af: heb ik mijn zoon verloren door mijn eigen koppigheid? Kan liefde voor je kind ook betekenen dat je moet leren loslaten?
Wat zouden jullie doen als je voelt dat iemand je gezin uit elkaar trekt? Ben ik echt de schuldige of is het soms gewoon onmogelijk om iedereen gelukkig te maken?