Wanneer thuis geen thuis meer is – Het verhaal van een moeder in strijd

‘Waarom ben je alweer zo laat, Marloes? Heb je enig idee hoe zwaar het hier is met Daan alleen?’

De stem van Mark snijdt door de stilte van onze woonkamer. Ik sta nog met mijn jas aan in de hal, mijn handen trillen terwijl ik de sleutel uit het slot trek. Daan, onze zoon van drie, zit op de bank met zijn knuffelkonijn, zijn ogen groot en vol verwachting op mij gericht. Ik voel de spanning als een koude mist tussen ons hangen.

‘Het spijt me, Mark,’ zeg ik zacht, ‘de trein had vertraging en—’

‘Altijd excuses,’ onderbreekt hij me. ‘Je kiest er zelf voor om te werken. Je had ook gewoon thuis kunnen blijven.’

Ik slik. Vroeger was Mark anders. Liefdevol, zorgzaam. Maar sinds ik na mijn zwangerschapsverlof besloot parttime te gaan werken bij de bibliotheek, lijkt hij elke dag een beetje meer van me te vervreemden. Alsof ik hem iets afneem door ook maar een beetje ruimte voor mezelf te vragen.

Die avond lig ik wakker in bed. Mark slaapt met zijn rug naar me toe. Ik staar naar het plafond en vraag me af wanneer het precies misging. Was het toen ik voor het eerst zei dat ik weer wilde werken? Of toen ik niet meteen zwanger werd van een tweede kind, zoals hij hoopte? Mijn gedachten tollen. Ik voel me schuldig, maar ook boos. Waarom moet ik kiezen tussen mijn gezin en mezelf?

De volgende ochtend probeer ik het gesprek aan te gaan tijdens het ontbijt.

‘Mark, kunnen we praten? Ik voel me niet gelukkig zo. Het lijkt alsof je boos op me bent omdat ik werk.’

Hij kijkt niet op van zijn telefoon. ‘Je weet dat ik vind dat een kind zijn moeder nodig heeft. Zeker nu hij nog zo klein is.’

‘Maar Daan heeft ook een gelukkige moeder nodig,’ fluister ik.

Hij zucht diep en schuift zijn stoel achteruit. ‘Ik moet naar mijn werk.’

De deur slaat dicht. Daan kijkt me aan met zijn grote blauwe ogen. ‘Mama verdrietig?’ vraagt hij zacht.

Ik knik en trek hem tegen me aan. ‘Een beetje, lieverd. Maar het komt goed.’

Maar het komt niet goed. De weken verstrijken en de sfeer in huis wordt steeds killer. Mark praat nauwelijks nog tegen me, behalve om kritiek te leveren op het huishouden of mijn werkuren. Mijn moeder belt regelmatig om te vragen hoe het gaat, maar ik durf haar niet de waarheid te vertellen.

‘Ach joh, iedereen heeft weleens een dipje in het huwelijk,’ zegt ze als ik voorzichtig iets laat doorschemeren.

Maar dit voelt niet als een dipje. Dit voelt als verdrinken.

Op een avond, als Daan eindelijk slaapt, probeer ik opnieuw met Mark te praten.

‘Mark, zo kan het niet langer. We moeten samen een oplossing vinden. Misschien kunnen we relatietherapie proberen?’

Hij lacht schamper. ‘Therapie? Omdat jij per se moet werken? Misschien moet je gewoon stoppen met dat baantje van je.’

Ik voel hoe de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Het gaat niet alleen om werk, Mark! Ik voel me alleen in dit huis. Alsof ik hier niet meer welkom ben.’

Hij staat op en loopt zonder iets te zeggen naar boven.

Die nacht lig ik uren wakker. Ik denk aan hoe we elkaar ooit ontmoetten op Koningsdag in Utrecht, hoe we samen lachten en droomden over een toekomst vol liefde en avontuur. Waar is dat gebleven? Wanneer werd ons huis een plek waar ik op eieren loop?

Op mijn werk merken collega’s dat er iets mis is.

‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt Sanne, terwijl we samen boeken terugzetten in de kast.

Ik knik snel, maar zij kijkt me doordringend aan. ‘Je hoeft niet alles alleen te doen, hè?’

Die woorden blijven hangen als ik die avond thuiskom en Mark alweer chagrijnig op de bank zit.

‘Wat eten we?’ vraagt hij zonder op te kijken van de tv.

‘Ik dacht aan pasta,’ antwoord ik voorzichtig.

‘Weer pasta? Kun je niet eens wat anders verzinnen?’

Ik voel hoe mijn geduld breekt. ‘Als je wilt dat er iets anders op tafel staat, kun je ook zelf koken!’

Hij kijkt me woedend aan. ‘Let op je toon tegen mij.’

Daan begint te huilen in de gang. Ik ren naar hem toe en til hem op.

Die nacht besluit ik dat er iets moet veranderen. Voor Daan, maar ook voor mezelf.

De volgende dag bel ik mijn zus Anouk. We hebben elkaar lang niet gesproken sinds ze naar Groningen verhuisde, maar nu heb ik haar nodig.

‘Marloes! Wat fijn om je stem te horen! Hoe gaat het?’

Ik barst in tranen uit en vertel haar alles. Over Mark, over hoe ongelukkig ik ben, over mijn angst dat Daan hieronder lijdt.

‘Kom een weekend bij mij logeren,’ zegt ze beslist. ‘Even eruit, samen met Daan. Je hoeft dit niet alleen te doen.’

Het idee alleen al geeft me lucht.

Als ik Mark vertel dat ik met Daan naar Anouk ga voor het weekend, ontploft hij bijna.

‘Dus je vlucht gewoon weg? Lekker makkelijk!’

‘Nee,’ zeg ik rustig maar vastberaden. ‘Ik heb tijd nodig om na te denken.’

Hij smijt de deur dicht en laat me achter in de keuken met bonzend hart.

Bij Anouk voel ik me voor het eerst in maanden weer licht. We wandelen door het Noorderplantsoen, drinken koffie terwijl Daan speelt met haar hondje.

‘Je verdient beter dan dit,’ zegt Anouk zachtjes als Daan even uit zicht is.

‘Maar wat als ik alles kapot maak? Voor Daan?’

‘Daan heeft meer aan een gelukkige moeder dan aan een gezin vol ruzie,’ zegt ze beslist.

Terug thuis is Mark afstandelijker dan ooit. De dagen worden weken en elke poging tot gesprek loopt uit op ruzie of stilte.

Op een avond vind ik de moed om hem te zeggen wat ik al maanden voel.

‘Mark, dit werkt niet meer zo. Ik wil dat we uit elkaar gaan.’

Hij kijkt me aan alsof hij me voor het eerst ziet. ‘Je meent dit?’

‘Ja,’ zeg ik zacht maar vastberaden.

De weken daarna zijn zwaar. We regelen co-ouderschap voor Daan, zoeken hulp bij een mediator en proberen zo goed mogelijk samen ouders te blijven voor hem.

Soms voel ik me schuldig, soms opgelucht. Maar bovenal voel ik weer ruimte om adem te halen.

Op een regenachtige ochtend sta ik met Daan bij het raam van ons nieuwe appartement in Amersfoort.

‘Mama blij?’ vraagt hij terwijl hij zijn handje in de mijne legt.

Ik knik en kijk hem aan met tranen in mijn ogen – deze keer van hoop.

Soms vraag ik me af: wanneer is het moment gekomen dat je jezelf boven alles moet zetten? En hoeveel moed kost het om opnieuw te beginnen als je grootste angst werkelijkheid wordt?
Wat zouden jullie doen als thuis geen thuis meer voelt?