Wat doet mijn man op donderdagavond?

‘Waar ben je nou weer heen, Mark?’ Mijn stem trilt terwijl ik naar zijn lege stoel aan de eettafel kijk. De klok tikt genadeloos verder, het is alweer kwart over acht op donderdagavond. De kinderen zijn boven, hun stemmen klinken gedempt door het plafond. Ik staar naar het witte vel papier dat ik al uren in mijn hand klem. Mijn vingers zijn klam, mijn hart bonkt in mijn keel.

Het begon allemaal vorige week. Een anonieme brief, zonder afzender, lag op de deurmat. ‘Weet je wel waar je man op donderdagavond is?’ stond er met slordige hanenpoten op. Geen uitleg, geen details. Alleen die ene zin, die als een splinter in mijn gedachten bleef steken. Sindsdien voelt alles anders. Mark is altijd weg op donderdagavond, zegt dat hij naar voetbaltraining gaat met zijn oude vrienden uit Utrecht. Maar ik heb hem nooit gevraagd of ik eens mee mocht, nooit getwijfeld aan zijn woorden. Tot nu.

‘Mam, waar is papa?’ vraagt Lotte als ze naar beneden sluipt voor een glas water. Haar ogen zijn groot en onschuldig. ‘Hij is bij voetbal, lieverd,’ lieg ik, terwijl ik haar haren uit haar gezicht strijk. Ze knikt en verdwijnt weer naar boven. Ik voel me schuldig. Niet alleen omdat ik tegen haar lieg, maar ook omdat ik twijfel aan Mark.

Die nacht lig ik wakker naast hem. Zijn ademhaling is diep en regelmatig, maar ik kan de geur van vreemde parfum niet negeren die aan zijn jas hangt. ‘Mark,’ fluister ik zachtjes, ‘waar ben je echt geweest?’ Hij draait zich om, mompelt iets onverstaanbaars en slaapt verder. Ik voel me alleen in ons grote bed.

De dagen daarna probeer ik mezelf te overtuigen dat het niets is. Misschien is het een grap van iemand uit de buurt, misschien is het gewoon toeval. Maar de twijfel vreet aan me. Op woensdagavond besluit ik dat ik het moet weten. Ik leg mijn telefoon klaar, zet een alarm om niet te verslapen en neem me voor om Mark te volgen.

Donderdagavond komt sneller dan verwacht. Mark kust me vluchtig op mijn wang en zegt: ‘Tot straks, Sanne.’ Zijn ogen ontwijken de mijne. Zodra hij de deur uit is, trek ik mijn jas aan en stap in de auto. Mijn handen trillen als ik hem volg door de straten van Amersfoort. Hij rijdt niet richting Utrecht, maar naar een wijk aan de rand van de stad die ik nauwelijks ken.

Ik parkeer een straat verderop en zie hoe hij uitstapt bij een rijtjeshuis met een rode voordeur. Mijn hart bonkt in mijn keel als hij aanbelt en een vrouw van ongeveer mijn leeftijd opent. Ze glimlacht breed en slaat haar armen om hem heen. Ze verdwijnen samen naar binnen.

Ik blijf verstijfd achter in de auto. Mijn hoofd draait overuren: Wie is zij? Waarom heeft hij tegen me gelogen? Is dit het einde van ons huwelijk? Ik wil uitstappen, naar binnen stormen en hem confronteren, maar iets houdt me tegen. In plaats daarvan rijd ik terug naar huis, tranen brandend achter mijn ogen.

Die nacht slaap ik nauwelijks. Mark komt pas laat thuis en schuift stilletjes naast me in bed. De volgende ochtend lijkt alles normaal: hij maakt koffie, kust de kinderen gedag en vertrekt naar zijn werk alsof er niets aan de hand is.

Ik kan het niet langer voor me houden. Als hij thuiskomt van zijn werk, wacht ik hem op in de keuken. ‘Mark, we moeten praten.’ Mijn stem klinkt vastberaden, maar vanbinnen ben ik kapot.

Hij kijkt me aan, zijn gezicht vertrekt even voordat hij zich herpakt. ‘Wat is er?’

‘Waar ga je heen op donderdagavond?’ vraag ik direct.

Hij slikt zichtbaar en kijkt weg. ‘Voetbaltraining, dat weet je toch.’

‘Nee Mark,’ zeg ik zacht maar dwingend, ‘ik ben je gevolgd.’

Het blijft even stil. Dan zakt hij op een stoel en verbergt zijn gezicht in zijn handen.

‘Sanne…’ begint hij schor, ‘het spijt me zo.’

Mijn benen voelen slap aan als ik tegenover hem ga zitten. ‘Wie is ze?’

Hij haalt diep adem en kijkt me eindelijk aan. ‘Haar naam is Iris. We kennen elkaar van vroeger, van de universiteit in Groningen. We kwamen elkaar toevallig weer tegen bij een conferentie in Utrecht vorig jaar… Het begon onschuldig, echt waar.’

‘En nu?’ Mijn stem breekt.

‘Ik weet het niet,’ fluistert hij. ‘Ik ben in de war. Ik hou van jou en van onze kinderen… maar bij haar voel ik me weer jong, vrij…’

Woede welt in me op, samen met verdriet en teleurstelling. ‘Dus je hebt alles op het spel gezet voor een beetje spanning?’

Hij knikt langzaam, tranen glinsteren in zijn ogen.

De dagen daarna leven we langs elkaar heen in huis. De kinderen merken dat er iets mis is; Lotte vraagt steeds vaker of papa nog wel thuis komt slapen en Bram trekt zich terug op zijn kamer met zijn koptelefoon op.

Mijn moeder belt: ‘Sanne, je klinkt zo gespannen. Gaat het wel goed tussen jou en Mark?’ Ik wil haar alles vertellen, maar slik mijn woorden in. In plaats daarvan zeg ik: ‘Het gaat wel mam, gewoon druk.’

Op zondagmiddag zitten we samen aan tafel met koffie die koud wordt in onze handen.

‘Wat wil je nu?’ vraag ik uiteindelijk.

Mark staart naar buiten, naar de regen die tegen het raam tikt.

‘Ik weet het niet,’ zegt hij zachtjes. ‘Ik wil jullie niet kwijt… maar ik weet ook niet of ik dit kan stoppen.’

De pijn snijdt door me heen als een mes. ‘Je moet kiezen Mark,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Voor mij of voor haar.’

Hij knikt langzaam, maar zegt niets meer.

Die nacht lig ik wakker en denk aan alles wat we samen hebben opgebouwd: ons huis in Amersfoort, de vakanties naar Zeeland met de kinderen, de avonden samen op de bank met een glas wijn… Was dat allemaal niet genoeg?

De volgende ochtend pakt Mark zijn tas en vertrekt zonder iets te zeggen naar zijn werk – of misschien wel naar haar.

Ik blijf achter met de kinderen en probeer zo normaal mogelijk te doen. Maar elke keer als de telefoon gaat of er een auto voor het huis stopt, slaat mijn hart over.

Een week later komt Mark thuis met rode ogen en trillende handen.

‘Ik heb haar verteld dat het over is,’ zegt hij zonder omwegen.

Ik kijk hem aan en voel zowel opluchting als wantrouwen.

‘En nu?’ vraag ik zachtjes.

‘Nu wil ik vechten voor ons gezin… als jij dat ook wilt.’

Het zal tijd kosten om hem weer te vertrouwen – als dat ooit nog lukt.

Soms vraag ik me af: Was het beter geweest als ik die brief nooit had gekregen? Of was dit onvermijdelijk? Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond?