Ze noemden me tante, maar keken alleen naar mijn adres: Hoe mijn nichtje mij probeerde te bedriegen om mijn huis
‘Waarom wil je eigenlijk dat ik bij jou kom wonen, tante Marja?’ De stem van Iris trilde een beetje, maar haar ogen weken geen seconde van mij. Ze zat tegenover me aan de oude eettafel, haar handen gevouwen om een kop thee die ze nauwelijks aanraakte. Buiten tikte de regen tegen het glas, en het zachte geruis van de radio vulde de stilte tussen ons.
Ik slikte. ‘Omdat je altijd welkom bent, lieverd. Je weet dat ik van gezelschap houd.’ Maar terwijl ik dat zei, voelde ik een knoop in mijn maag. Sinds mijn zus Ellen jaren geleden naar Groningen was verhuisd, was Iris vaker bij mij dan bij haar eigen moeder. Eerst vond ik het gezellig – eindelijk weer leven in huis, gelach in de gang, schoenen die slordig in de hal stonden. Maar de laatste maanden was er iets veranderd.
Iris was niet meer het meisje dat met grote ogen naar mijn boekenkasten keek of samen met mij appeltaart bakte. Ze stelde steeds vaker vragen over mijn appartement: ‘Hoeveel kamers zijn er eigenlijk?’, ‘Heb je ooit gedacht aan verhuizen?’, ‘Wat gebeurt er met het huis als jij…’ Ze stopte altijd net op tijd.
Mijn vrienden lachten als ik het vertelde. ‘Ach Marja, je ziet spoken. Ze is gewoon nieuwsgierig.’ Maar vannacht had ik wakker gelegen. Ik hoorde haar stem in mijn hoofd, haar blik die net iets te lang bleef hangen op de oude kast die nog van opa was geweest.
‘Tante Marja,’ begon Iris opnieuw, ‘ik heb eigenlijk een vraag…’
‘Ja?’
Ze haalde diep adem. ‘Ik zit een beetje krap met geld. Mijn kamer in Utrecht is duur en klein. Zou ik… misschien… tijdelijk bij jou kunnen intrekken?’
Mijn hart sloeg over. Ik dacht aan de stilte waar ik zo van hield, aan mijn boeken, mijn routines. Maar ook aan haar moeder, mijn zus, die altijd zei: ‘Jij hebt het goed voor elkaar, Marja. Jij redt je wel.’
‘Natuurlijk mag dat,’ hoorde ik mezelf zeggen. ‘Voor zolang als nodig is.’
Die avond belde ik Ellen. ‘Ze wil hier komen wonen,’ zei ik zacht.
Ellen zuchtte. ‘Ze is volwassen, Marja. Jij bepaalt wat je wilt.’
Maar dat was het juist – wat wilde ík eigenlijk? Ik voelde me schuldig om mijn eigen grenzen.
De weken daarna veranderde alles. Iris kwam met koffers en dozen, vulde de logeerkamer met haar spullen en haar geur van goedkope parfum. Ze bracht vrienden mee, bleef laat op en zette Netflix aan op volume tien. Mijn theeritueel werd onderbroken door haar telefoongesprekken; mijn boeken verdwenen onder stapels studieboeken en kleding.
Op een avond vond ik haar in de woonkamer met een jongen die ik niet kende. Ze lachten hard, dronken wijn uit mijn beste glazen.
‘Sorry tante,’ zei ze later nonchalant, ‘ik dacht dat je het niet erg zou vinden.’
Ik voelde me een indringer in mijn eigen huis.
Na een maand vond ik een brief op tafel. Het was een concept-huurcontract, geprint vanaf internet.
‘Wat is dit?’ vroeg ik toen ze thuiskwam.
Ze haalde haar schouders op. ‘Gewoon… als we het officieel maken, kan ik huurtoeslag aanvragen. En misschien… als jij ooit kleiner wilt wonen, kan ik het appartement overnemen? Het is toch zonde als het naar vreemden gaat.’
Mijn handen trilden. ‘Iris, dit is míjn huis. Mijn thuis! Je doet alsof het al van jou is.’
Ze keek weg. ‘Iedereen zegt dat jij toch geen kinderen hebt. Wie moet het dan krijgen?’
De woorden sneden dieper dan ik had verwacht.
Die nacht sliep ik niet. Ik dacht aan vroeger – hoe Ellen en ik als kinderen samen hutten bouwden in de tuin van onze ouders in Amersfoort. Hoe we zwoeren altijd voor elkaar te zorgen. Maar nu voelde ik me verraden door mijn eigen familie.
De volgende ochtend zat Iris al aan tafel met haar laptop open.
‘Ik heb gekeken,’ zei ze zonder op te kijken, ‘als jij me inschrijft op dit adres en we maken een contract, dan kan ik alles regelen.’
‘Nee,’ zei ik zacht maar beslist. ‘Dit gaat niet gebeuren.’
Ze keek op, haar ogen groot van ongeloof. ‘Maar… waarom niet? Je woont hier toch alleen? Je hebt niemand!’
‘Precies daarom,’ fluisterde ik. ‘Dit is alles wat ik heb.’
Er viel een lange stilte.
‘Dus je kiest voor je huis boven familie?’ Haar stem brak.
Ik voelde tranen branden achter mijn ogen. ‘Nee, Iris. Ik kies voor mezelf omdat niemand anders dat doet.’
Ze pakte haar spullen en vertrok diezelfde middag zonder nog iets te zeggen.
Dagenlang voelde het huis leeg en koud aan – alsof haar afwezigheid zwaarder woog dan haar aanwezigheid ooit had gedaan.
Ellen belde na een week. ‘Je hebt goed gehandeld,’ zei ze zacht. ‘Maar geef haar tijd.’
Ik knikte, ook al kon ze dat niet zien.
Nu zit ik hier weer alleen aan tafel, met mijn thee en de radio zachtjes op de achtergrond. Soms hoor ik nog haar lach in de gang of ruik ik haar parfum als de zon door het raam schijnt.
Was ik te hard? Had ik meer moeten geven? Of is er een grens aan wat familie mag vragen?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je eigen geluk en de verwachtingen van je familie?