Zes jaar zorg voor oma: een verhaal over opoffering, familie en bedrog

‘Waarom moet ík altijd degene zijn die alles opvangt?’ Mijn stem trilt als ik de vaatdoek op het aanrecht smijt. Mijn man, Jeroen, kijkt me aan met die vermoeide blik die ik inmiddels zo goed ken. ‘Schat, het is maar tijdelijk. Mam komt echt wel terug.’

‘Dat zei je drie jaar geleden ook al,’ snauw ik. Mijn handen trillen. Ik hoor oma in de woonkamer zachtjes hoesten. Ze heeft haar medicijnen weer niet genomen. ‘Ik ben het zat, Jeroen. Zes jaar! Zes jaar lang heb ik alles gedaan. Voor jouw oma, voor ons kind, voor jou. En wat krijg ik ervoor terug?’

Hij zucht en draait zich om, alsof hij het niet wil horen. ‘We hebben het hier al zo vaak over gehad, Anneke. Mam moest wel naar Duitsland. Ze kon hier geen baan vinden.’

‘En wij dan? Moeten wij dan maar alles opgeven?’ Mijn stem breekt. Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik wil niet huilen. Niet weer.

Het begon allemaal zes jaar geleden. Jeroen’s moeder, Marijke, kwam op een avond langs met haar koffers al gepakt. ‘Ik heb een baan gevonden in Duitsland,’ zei ze, haar ogen glanzend van opwinding. ‘Het is maar voor even, tot ik wat geld heb gespaard. Kunnen jullie op oma passen?’

Ik keek naar Jeroen, die meteen knikte. ‘Natuurlijk, mam. We redden het wel.’

Ik had toen moeten protesteren. Maar ik was jong, verliefd en wilde laten zien dat ik erbij hoorde. Dus zei ik: ‘Natuurlijk, Marijke. We zorgen wel voor oma.’

De eerste maanden waren zwaar, maar te doen. Oma was vergeetachtig, maar nog redelijk zelfstandig. Maar naarmate de tijd verstreek, werd ze steeds afhankelijker. Ze vergat te eten, raakte de weg kwijt in haar eigen huis en werd soms boos om niets.

Onze dochter Sanne was toen net drie jaar oud. Terwijl andere jonge moeders met hun kinderen naar de speeltuin gingen, rende ik tussen de luiers en de pillendoosjes van oma heen en weer.

‘Anneke, waar zijn mijn sleutels?’ riep oma bijna dagelijks.

‘In je jaszak, oma,’ antwoordde ik dan geduldig, terwijl Sanne aan mijn been trok omdat ze naar buiten wilde.

Jeroen werkte fulltime bij de gemeente en was vaak laat thuis. ‘Sorry schat, het was weer druk op kantoor,’ zei hij dan als hij binnenkwam.

‘Je moeder heeft vandaag drie keer gebeld,’ zei ik dan scherp. ‘Ze vraagt steeds of alles goed gaat met oma.’

‘Dan zeg je toch gewoon ja?’ antwoordde hij schouderophalend.

En zo gingen de jaren voorbij. Marijke stuurde af en toe geld – niet veel – en kwam één keer per jaar een weekend langs. Dan bracht ze bloemen mee voor oma en een doos bonbons voor ons.

‘Wat doen jullie het toch goed,’ zei ze dan met haar zoete stem.

Maar zodra ze weer vertrok, voelde ik me leeg en boos tegelijk.

De echte klap kwam vorig jaar, toen oma haar heup brak. Ineens was er thuiszorg nodig, nachtdiensten, ziekenhuisbezoeken. Ik sliep amper nog.

‘Kun je niet wat minder werken?’ vroeg ik Jeroen op een avond wanhopig.

Hij keek me aan alsof ik gek was geworden. ‘We hebben het geld nodig, Anneke. Je weet dat mam niet veel stuurt.’

Ik voelde me gevangen in een leven dat ik nooit had gekozen.

Op een dag stond Marijke onverwacht op de stoep. Ze zag er goed uit – nieuwe jas, dure tas.

‘Ik heb besloten in Duitsland te blijven,’ zei ze zonder blikken of blozen tijdens het avondeten.

Het mes viel bijna uit mijn hand.

‘Wat bedoel je?’ vroeg Jeroen verbaasd.

‘Ik heb daar iemand ontmoet,’ zei ze glimlachend. ‘En het leven is daar zoveel beter.’

Ik voelde hoe de woede zich als een vuurbal in mijn borst nestelde.

‘Dus wij blijven hier zitten met alles?’ vroeg ik scherp.

Ze haalde haar schouders op. ‘Jullie redden het toch prima?’

Die nacht lag ik wakker naast Jeroen, die stilletjes lag te huilen. Voor het eerst zag ik hoe moeilijk hij het had – verscheurd tussen zijn moeder en mij.

Maar mijn begrip was op. Ik voelde me gebruikt, verraden door de vrouw die mij altijd zo vriendelijk had aangekeken.

De maanden daarna werden steeds zwaarder. Oma overleed uiteindelijk na een lange lijdensweg. De uitvaart was klein; Marijke kwam niet eens opdagen.

Na de begrafenis zat ik aan de keukentafel met Jeroen.

‘Ik weet niet of ik dit nog kan,’ zei ik zacht.

Hij keek me aan met rode ogen. ‘Anneke…’

‘Zes jaar van mijn leven heb ik gegeven,’ fluisterde ik. ‘Voor jouw familie. En nu is alles weg.’

Hij pakte mijn hand vast, maar ik trok hem weg.

‘Misschien moet ik even ergens anders gaan wonen,’ zei ik uiteindelijk.

Sanne kwam binnenlopen en keek ons vragend aan.

‘Mama? Gaan we weg?’

Ik knikte langzaam. ‘Even wel, lieverd.’

Nu zit ik hier in een kleine studio in Utrecht, alleen met Sanne. Elke avond vraag ik me af: heb ik het juiste gedaan? Had ik eerder voor mezelf moeten kiezen? Of is familie altijd belangrijker dan jezelf?

Wat zouden jullie doen als je zes jaar lang alles gaf – en uiteindelijk niets terugkreeg? Is liefde genoeg om door te gaan als je je zo verraden voelt?