Zestig jaar en alles kwijt: Een dag waarop alles veranderde
‘Dus dit is het dan, mam? Je kiest voor haar in plaats van voor mij?’ De stem van mijn dochter, Marieke, trilt van woede. Ik sta in de keuken van mijn rijtjeshuis in Amersfoort, mijn handen nog nat van het afwassen. Buiten regent het zachtjes, maar binnen stormt het.
‘Marieke, luister nou even—’ probeer ik, maar ze snijdt me af.
‘Nee! Je luistert nooit. Altijd is alles om oma gegaan. Altijd!’
Ik voel mijn hart bonzen in mijn borst. Zestig ben ik nu, dacht dat ik eindelijk wat rust zou krijgen. Maar sinds mijn moeder, oma Annie, bij mij is ingetrokken na haar val, is het huis gevuld met spanning. Mijn dochter verwijt me dat ik haar verwaarloos, dat ik alleen maar bezig ben met zorgen voor oma. En misschien heeft ze gelijk. Maar wat moet ik dan?
Mijn man, Kees, is drie jaar geleden overleden aan kanker. Sindsdien voelt het huis leeg, ondanks de drukte. Ik mis zijn nuchtere kijk op de dingen. ‘Laat ze maar even razen,’ zou hij gezegd hebben. Maar nu moet ik het alleen doen.
Marieke gooit haar jas over haar arm en stampt naar de deur. ‘Ik hoef je niet meer te zien!’ roept ze nog voordat ze de deur dichtslaat. Het geluid galmt na in mijn hoofd.
Ik zak op een stoel en staar naar de klok. Het is pas half vier, maar ik voel me uitgeput. Oma Annie zit in de woonkamer en kijkt televisie, haar gehoorapparaat piept zachtjes. Ze merkt niets van de ruzie.
Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. Toen Marieke klein was, was ze altijd bij me in de keuken. Samen koekjes bakken, samen lachen. Waar is dat gebleven? Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt?
De telefoon gaat. Mijn zoon, Bas.
‘Mam? Alles goed?’
Zijn stem klinkt bezorgd. Hij woont in Groningen en komt niet vaak langs.
‘Het gaat wel,’ lieg ik.
‘Marieke heeft me net gebeld,’ zegt hij zacht. ‘Ze is overstuur.’
Ik zucht diep. ‘Ik weet het niet meer, Bas. Ik doe zo mijn best.’
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Misschien moet je ook eens aan jezelf denken, mam.’
Aan mezelf denken? Dat heb ik nooit geleerd. Altijd zorgen voor anderen: eerst voor Kees, toen voor de kinderen, nu voor oma Annie. Wanneer mag ik eens aan mezelf denken?
Die nacht lig ik wakker in bed. De regen tikt tegen het raam. Ik hoor oma Annie zachtjes snurken in de kamer naast me. In het donker komen de herinneringen: hoe Kees en ik samen op vakantie gingen naar Texel, hoe we lachten om niets. Hoe ik als kind altijd probeerde iedereen tevreden te houden, bang om iemand teleur te stellen.
De volgende ochtend zit Marieke niet aan het ontbijt. Haar mok staat onaangeroerd op tafel. Ik voel een steek van verdriet.
Oma Annie schuifelt binnen met haar rollator.
‘Waar is Marieke?’ vraagt ze met haar breekbare stem.
‘Ze komt vandaag niet,’ zeg ik zacht.
Oma knikt begrijpend en pakt mijn hand vast. Haar huid is dun en koud.
‘Je doet het goed, meisje,’ fluistert ze.
Maar waarom voelt het dan alsof ik alles verkeerd doe?
Die middag besluit ik naar buiten te gaan, even weg uit het huis vol herinneringen en verwijten. In het park zie ik jonge moeders met kinderen spelen. Ik voel jaloezie en spijt tegelijk. Had ik dingen anders moeten doen? Had ik meer tijd aan Marieke moeten besteden toen ze jong was?
Mijn telefoon trilt in mijn jaszak: een berichtje van Bas.
‘Mam, wil je dit weekend naar Groningen komen? Even eruit?’
Ik twijfel. Kan ik oma Annie alleen laten? Maar Bas heeft gelijk: misschien moet ik ook eens aan mezelf denken.
Ik regel thuiszorg voor oma Annie en pak mijn tas. De treinreis naar Groningen voelt als een ontsnapping. In de coupé staar ik uit het raam naar het vlakke landschap dat voorbijglijdt.
Bas wacht me op op het station. Hij omhelst me stevig.
‘Je ziet er moe uit, mam.’
We lopen samen door de stad, drinken koffie aan de gracht en praten over vroeger. Over hoe Kees altijd grapjes maakte als iemand chagrijnig was. Over hoe Bas zich soms buitengesloten voelde omdat Marieke altijd zoveel aandacht vroeg.
‘We zijn allemaal een beetje stuk,’ zegt Bas ineens.
Zijn woorden raken me dieper dan ik wil toegeven.
‘s Avonds lig ik in zijn logeerkamer en denk na over wat hij zei. Misschien zijn we inderdaad allemaal een beetje stuk. Misschien is dat niet erg.
Als ik zondagavond thuiskom, is oma Annie blij me te zien.
‘Was het leuk bij Bas?’ vraagt ze nieuwsgierig.
Ik knik en glimlach voorzichtig.
Die avond belt Marieke onverwacht aan. Haar ogen zijn rood van het huilen.
‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt ze zacht.
We zitten samen aan tafel, zwijgend eerst. Dan barst ze in tranen uit.
‘Het spijt me, mam,’ snikt ze. ‘Ik ben gewoon zo bang om je kwijt te raken.’
Ik pak haar hand vast en voel eindelijk weer verbinding.
‘Ik ben er nog, lieverd,’ fluister ik.
We praten tot diep in de nacht over alles wat misging en alles wat we missen: Kees, vroeger, elkaar.
De dagen daarna verandert er iets in huis. De ruzies zijn niet weg, maar er is meer begrip. Oma Annie lacht vaker, Marieke komt weer langs voor koffie.
Toch blijft er een leegte die niet opgevuld kan worden door gesprekken of bezoekjes. Soms kijk ik naar mezelf in de spiegel en vraag ik me af wie die vrouw is die terugkijkt: moe, maar sterker dan ooit.
Op een avond zit ik alleen in de tuin met een kop thee en luister naar de merels die zingen in de schemering.
Heb ik gefaald als moeder? Of is dit gewoon het leven: vallen, opstaan en weer doorgaan?
Misschien is opnieuw beginnen niet iets wat je één keer doet, maar elke dag weer een beetje probeert.