Zestig jaar en opnieuw verliefd: Een tweede kans op geluk
‘Mam, je doet raar de laatste tijd. Wat is er met je aan de hand?’
De stem van mijn dochter Sophie galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik door het raam naar de grijze lucht boven Utrecht staar. Mijn handen trillen een beetje als ik mijn kopje thee neerzet. Ik ben zestig, weduwe sinds vijf jaar, en tot voor kort was mijn leven overzichtelijk: koffie met de buren, oppassen op de kleinkinderen, en elke dinsdagavond sjoelen in het buurthuis. Maar sinds een paar maanden is alles anders.
Het begon op een regenachtige donderdagmiddag in de bibliotheek. Ik zocht een roman van Anna Enquist toen ik hem zag: een man met warrig grijs haar, een bril die steeds van zijn neus gleed, verdiept in een boek over Nederlandse geschiedenis. Hij keek op, glimlachte verlegen en zei: ‘Mooie keuze, Enquist. Mag ik hem aanraden?’
‘Graag,’ antwoordde ik, verrast door zijn zachte stem. Zijn naam was Jan. We raakten aan de praat over boeken, muziek en onze gedeelde liefde voor fietsen langs de Vecht. Toen hij vroeg of ik zin had om samen koffie te drinken, voelde ik iets wat ik in jaren niet had gevoeld: spanning, nieuwsgierigheid, hoop.
Die eerste koffie werd een wandeling door het Wilhelminapark, daarna een lunch bij het kleine eetcafé aan de Oudegracht. Jan vertelde over zijn vrouw die vier jaar geleden was overleden, over zijn zoon die naar Groningen was verhuisd en nauwelijks nog belde. Ik vertelde over mijn kinderen, mijn eenzaamheid, mijn angst om opnieuw te beginnen.
‘Denk je dat het nog kan, op onze leeftijd?’ vroeg ik voorzichtig.
Jan lachte zachtjes. ‘Waarom niet? Wie zegt dat liefde een houdbaarheidsdatum heeft?’
Vanaf dat moment zag ik hem steeds vaker. We fietsten samen naar Amelisweerd, deelden verhalen over vroeger en lachten om de gekke dingen die we onderweg tegenkwamen. Ik voelde me jonger, lichter – alsof er eindelijk weer kleur in mijn leven kwam.
Maar niet iedereen was blij met deze verandering. Sophie begon zich te bemoeien met mijn leven. Ze vond het vreemd dat ik ineens lippenstift droeg en nieuwe kleren kocht. ‘Mam, je bent geen zestien meer,’ zei ze op een avond terwijl ze haar jas aantrok. ‘Je hoeft je niet zo uit te sloven.’
‘Ik voel me gewoon goed,’ probeerde ik uit te leggen. ‘Jan maakt me gelukkig.’
‘Jan? Wie is Jan? Je kent hem amper! Straks doet hij je pijn of wil hij alleen maar je geld.’
Haar woorden staken meer dan ik wilde toegeven. Mijn zoon Bas was minder uitgesproken, maar keek me steeds onderzoekend aan als ik over Jan begon. Zelfs mijn kleindochter Noor vroeg: ‘Oma, waarom ben je zo vaak weg?’
De spanning thuis liep op. Tijdens het kerstdiner zat Sophie met haar armen over elkaar aan tafel, terwijl Jan – die ik had uitgenodigd – ongemakkelijk naast mij zat.
‘Dus… Jan,’ begon Bas voorzichtig, ‘wat doe je eigenlijk voor werk?’
Jan glimlachte vriendelijk. ‘Ik ben gepensioneerd docent geschiedenis.’
‘En verder? Heb je familie?’ vroeg Sophie scherp.
Jan slikte even. ‘Mijn zoon woont in Groningen, maar we hebben weinig contact.’
De stilte die volgde was pijnlijk. Ik voelde me verscheurd tussen mijn kinderen en de man die me weer liet lachen.
Na het eten trok Sophie me apart in de keuken.
‘Mam, dit kan zo niet. Je laat een vreemde toe in ons gezin zonder dat we hem kennen. Je denkt alleen aan jezelf.’
Ik voelde de tranen branden achter mijn ogen. ‘Mag ik ook eens aan mezelf denken? Jullie hebben allemaal je eigen leven. Waarom gunnen jullie mij geen beetje geluk?’
Sophie zuchtte diep en keek weg. ‘Ik wil gewoon niet dat je gekwetst wordt.’
Die nacht lag ik wakker in bed. De regen tikte tegen het raam en ik dacht aan Jan, aan zijn warme hand op de mijne, aan zijn verhalen over vroeger. Maar ook aan Sophie’s bezorgdheid, aan Bas’ stille oordeel.
De weken daarna probeerde ik het contact met Jan te beperken. Ik zei afspraken af, verzon smoesjes over drukte met de kleinkinderen of vrijwilligerswerk bij de voedselbank. Jan merkte het natuurlijk meteen.
‘Wil je me niet meer zien?’ vroeg hij op een koude zondagmiddag toen we samen langs de Vecht liepen.
Ik slikte. ‘Het is ingewikkeld… Mijn kinderen vinden het moeilijk.’
Jan knikte begrijpend maar zijn ogen werden vochtig. ‘Ik snap het. Maar vergeet jezelf niet, Els.’
Zijn woorden bleven hangen. Vergeet jezelf niet.
Op een dag kreeg ik een telefoontje van Noor’s school: ze was gevallen tijdens gym en had haar enkel verstuikt. Ik haalde haar op en bracht haar naar huis. Terwijl ze op de bank lag met een ijszak om haar enkel, keek ze me aan met grote ogen.
‘Oma, ben je verdrietig?’
Ik glimlachte flauwtjes. ‘Een beetje misschien.’
‘Is dat omdat mama boos is? Of omdat je Jan mist?’
Kinderen voelen alles aan. Ik knikte langzaam.
‘Ik vind Jan lief,’ zei Noor zachtjes. ‘Hij lacht altijd naar mij.’
Die avond belde ik Jan op.
‘Wil je morgen samen wandelen? Ik wil praten.’
We liepen uren door het park en ik vertelde hem alles: over mijn angst om mijn kinderen kwijt te raken, over mijn verlangen naar liefde en gezelschap.
‘Je hoeft niet te kiezen,’ zei Jan zachtjes. ‘Maar je mag jezelf niet verliezen om anderen tevreden te houden.’
Langzaam begon ik weer tijd met Jan door te brengen – soms stiekem, soms openlijk. De reacties van mijn familie bleven gemengd: Bas werd milder, Noor bleef enthousiast, maar Sophie bleef afstandelijk.
Op een dag stond Sophie onverwacht voor mijn deur.
‘Mam, kunnen we praten?’
We zaten samen aan tafel terwijl de regen tegen het raam sloeg.
‘Ik ben bang om je kwijt te raken,’ zei ze uiteindelijk met gebroken stem. ‘Sinds papa er niet meer is… Ik weet gewoon niet hoe dit moet.’
Ik pakte haar hand vast.
‘Je raakt me niet kwijt, Sophie. Maar ik wil ook niet mezelf kwijtraken.’
Er viel een stilte waarin alles gezegd leek te zijn.
Langzaam leerde mijn familie Jan accepteren – misschien niet uit volle overtuiging, maar uit liefde voor mij. We vierden samen verjaardagen, fietsten door de stad en genoten van kleine dingen: verse appeltaart bij de koffie, samen naar het theater.
Soms kijk ik naar Jan als hij verdiept is in zijn krant of als hij Noor helpt met haar huiswerk en vraag ik me af hoe het leven zo’n onverwachte wending heeft kunnen nemen.
Is het egoïstisch om op mijn leeftijd nog voor mezelf te kiezen? Of is het juist dapper om opnieuw lief te hebben?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?