Zeventien jaar stilte: Een onverwachte ontmoeting met mijn zus
‘Dus… dit is het dan?’ Mijn stem trilt, terwijl ik naar de vrouw kijk die ooit mijn beste vriendin was. Ze staat in de deuropening, haar jas nog aan, haar blik strak op de vloer gericht.
‘Ik kom alleen maar voor de spullen van mama,’ zegt ze zonder op te kijken. Haar stem klinkt kil, bijna mechanisch.
Zeventien jaar. Zeventien jaar stilte, verwijten, onuitgesproken woede en verdriet. Zeventien jaar waarin we elkaar niet zagen, niet spraken, niet eens een kaartje stuurden met kerst. En nu staat ze hier, in het huis waar we samen zijn opgegroeid, alsof er niets is gebeurd. Of juist alles.
Ik voel hoe mijn handen trillen. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik wil haar omhelzen, haar vertellen hoeveel ik haar heb gemist, hoe vaak ik ’s nachts wakker lag en me afvroeg of ze gelukkig was. Maar ik weet niet hoe. De woorden blijven steken in mijn keel.
‘Natuurlijk,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ze staan boven op zolder. Zal ik je helpen?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Nee, ik red me wel.’
Ik volg haar met mijn ogen terwijl ze de trap oploopt. Haar schouders zijn smaller dan ik me herinner, haar haar grijzer. Ze lijkt ouder dan haar veertig jaar. Ik vraag me af of ik er net zo uitzie voor haar.
Toen we klein waren, sliepen we samen in één bed als we bang waren voor het onweer. We deelden geheimen, dromen en zelfs onze eerste sigaret achter het schuurtje in de tuin. Maar ergens onderweg zijn we elkaar kwijtgeraakt.
‘Waarom ben je eigenlijk gekomen?’ vraag ik zacht als ze weer beneden komt, een doos in haar armen.
Ze kijkt me eindelijk aan. Haar ogen zijn rood omrand. ‘Omdat het moet,’ zegt ze. ‘Omdat het tijd is om dingen af te sluiten.’
‘Af te sluiten?’ herhaal ik. ‘Is dat wat je wilt? Alles afsluiten?’
Ze zet de doos neer en zucht diep. ‘Wat wil je dat ik zeg, Marieke? Dat ik je heb gemist? Dat ik spijt heb? Het leven is niet zo simpel.’
Ik voel tranen branden achter mijn ogen. ‘Misschien niet,’ fluister ik. ‘Maar soms moet je gewoon beginnen met sorry zeggen.’
Ze lacht schamper. ‘Sorry? Voor wat? Voor alles wat er nooit is uitgesproken? Voor die ene ruzie over papa’s erfenis? Of voor alle keren dat we elkaar niet hebben gebeld?’
Ik weet het antwoord niet. Misschien is het voor alles samen. Misschien is het gewoon omdat ik haar nodig heb.
‘Weet je nog,’ begin ik aarzelend, ‘hoe we vroeger altijd samen naar de kermis gingen in het dorp? Hoe jij altijd misselijk werd in de botsauto’s?’
Haar mondhoeken trekken even omhoog, maar het verdwijnt net zo snel als het kwam. ‘Dat was lang geleden.’
‘Het hoeft niet zo te blijven,’ zeg ik zacht.
Ze kijkt me aan, haar blik hard maar ook verdrietig. ‘Sommige dingen kun je niet meer repareren, Marieke.’
‘Heb je het geprobeerd?’ vraag ik.
Ze zwijgt.
De stilte tussen ons is oorverdovend. Buiten tikt de regen tegen het raam; binnen ruikt het naar koffie en oude boeken. Ik wil iets zeggen, iets doen om de kloof te overbruggen, maar alles voelt geforceerd.
‘Weet je nog hoe mama altijd zei dat familie het belangrijkste is?’ probeer ik opnieuw.
Ze haalt haar schouders op. ‘Mama had makkelijk praten. Zij had nooit ruzie met haar zus.’
‘Dat weet je niet,’ zeg ik felder dan bedoeld. ‘Misschien heeft ze gewoon beter haar best gedaan om het goed te maken.’
Ze kijkt weg en pakt de doos weer op. ‘Ik moet gaan.’
‘Wil je koffie?’ probeer ik nog.
Ze schudt haar hoofd. ‘Nee, dank je.’
Ik loop met haar mee naar de deur. Buiten is het grijs en nat; haar auto staat verderop in de straat geparkeerd tussen de fietsen van de buren.
‘Mag ik je iets vragen?’ zeg ik voordat ze instapt.
Ze knikt aarzelend.
‘Ben je gelukkig?’
Ze slikt zichtbaar en kijkt me dan recht aan. ‘Ik weet het niet,’ zegt ze eerlijk. ‘En jij?’
Ik glimlach flauwtjes. ‘Soms wel, soms niet.’
Ze knikt langzaam en stapt in zonder nog iets te zeggen. Ik blijf staan tot haar auto uit het zicht verdwijnt.
Binnen ga ik op de bank zitten en staar naar de lege plek waar haar doos stond. Mijn hart voelt zwaar, maar ergens ook opgelucht dat we elkaar weer even hebben gezien – al was het niet zoals ik had gehoopt.
’s Avonds blader ik door oude fotoalbums; twee kleine meisjes met sproeten en slordige vlechten lachen me toe vanaf vergeelde foto’s. Ik vraag me af waar het precies misging – of we ooit nog terug kunnen naar vroeger, of dat sommige dingen voorgoed verloren zijn.
Misschien is familie niet altijd vanzelfsprekend; misschien moet je soms vechten voor wat ooit zo gewoon leek.
Zou jij na zoveel jaar de eerste stap durven zetten? Of laat je het verleden rusten?