Zondagochtend Ontwaken: Een Familieontbijt vol Onuitgesproken Woorden

‘Moet je nou echt zo hard snurken?’ fluister ik, half geïrriteerd, half bezorgd, terwijl ik Nicholas een zachte por geef. Hij bromt iets onverstaanbaars en draait zich om. Het is zeven uur op zondag, mijn favoriete dag van de week – of tenminste, dat was het ooit. Nu voel ik alleen maar een knoop in mijn maag bij het vooruitzicht van het familieontbijt.

De geur van verse koffie dringt door de kier van de slaapkamerdeur. Dat betekent dat Ada, mijn schoonmoeder, al beneden is. Ze is altijd als eerste wakker. Ik hoor haar voetstappen op de houten vloer en haar stem die zachtjes moppert over de kruimels op het aanrecht. ‘Altijd hetzelfde hier,’ hoor ik haar zuchten. Ik trek de dekens over mijn hoofd, maar weet dat ik niet kan ontsnappen.

‘Kom je eruit, Eva?’ roept Ada plotseling naar boven. Haar stem klinkt scherper dan de ochtendzon die door het raam priemt. ‘Het brood wordt niet vanzelf gesmeerd!’

Ik slik en schuif langzaam uit bed. Nicholas blijft liggen, zijn gezicht half verborgen in het kussen. ‘Ga jij maar vast,’ mompelt hij. ‘Ik kom zo.’

Beneden tref ik Ada aan de keukentafel, haar handen stevig om haar koffiemok geklemd. Haar grijze haar zit strak in een knot en haar ogen glijden kritisch over me heen. ‘Je ziet er moe uit,’ zegt ze zonder op te kijken van haar krant.

‘Slecht geslapen,’ antwoord ik voorzichtig, terwijl ik de borden uit de kast pak.

‘Misschien moet je eens wat eerder naar bed gaan in plaats van tot laat televisie te kijken,’ snuift ze. Ik voel mijn wangen gloeien, maar zeg niets terug. Ada heeft altijd commentaar, vooral sinds ze bij ons inwoont nadat haar man vorig jaar overleed.

De deur naar boven kraakt en Nicholas strompelt naar beneden, zijn haar nog wild van de slaap. ‘Goedemorgen mam,’ bromt hij en kust haar vluchtig op het hoofd. Ada glimlacht even – een zeldzaamheid – maar haar blik wordt snel weer streng als ze naar mij kijkt.

‘Waar blijft Fleur?’ vraagt ze plotseling. Onze dochter van zestien is meestal niet uit bed te krijgen op zondagochtend.

‘Ik haal haar wel,’ zeg ik snel, blij met een excuus om even te ontsnappen aan Ada’s priemende blik.

Boven klop ik zachtjes op Fleurs deur. ‘Fleur? Ontbijt.’

‘Ik kom zo!’ klinkt het geïrriteerd terug. Ik open de deur op een kier en zie haar onder een berg dekens liggen, telefoon in haar hand. Haar kamer is een chaos van kleren en schoolboeken.

‘Fleur, alsjeblieft…’ probeer ik voorzichtig. Ze kijkt me aan met die blik die alleen pubers kunnen hebben – een mengeling van onbegrip en lichte minachting.

‘Waarom moet oma altijd zo vroeg ontbijten? Het is zondag!’ zucht ze.

‘Omdat…’ begin ik, maar weet eigenlijk zelf het antwoord niet goed. ‘Omdat het belangrijk is voor haar.’

Fleur rolt met haar ogen maar komt uiteindelijk toch mee naar beneden.

Aan tafel is het stil. Alleen het getik van Ada’s lepel tegen haar koffiekopje vult de ruimte. Nicholas bladert door zijn telefoon, Fleur staart uit het raam en ik probeer wanhopig een gesprek op gang te brengen.

‘Heeft iemand nog plannen vandaag?’ vraag ik opgewekt.

‘Ik moet leren voor mijn toetsweek,’ mompelt Fleur.

‘En jij Nicholas?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Misschien even fietsen straks.’

Ada schraapt haar keel. ‘Vroeger deden we altijd samen iets op zondag. Nu zit iedereen maar op z’n eigen eilandje.’

De stilte die volgt is pijnlijk. Ik voel hoe de spanning zich als een koude mist over de tafel verspreidt.

‘Misschien kunnen we straks samen wandelen?’ stel ik voor.

Ada kijkt me aan alsof ik zojuist heb voorgesteld om naakt door de straat te rennen. ‘Met deze rug? Nee hoor.’

Fleur zucht luidruchtig en Nicholas kijkt niet eens op van zijn telefoon.

Plotseling barst Ada los: ‘Weet je wat het is? Sinds ik hier woon voel ik me alleen maar tot last. Jullie doen allemaal alsof ik er niet ben!’ Haar stem trilt en voor het eerst zie ik tranen in haar ogen.

Ik schrik van haar uitbarsting. ‘Ada… dat is echt niet zo bedoeld…’ probeer ik voorzichtig.

‘Laat maar,’ snikt ze. Ze staat op en loopt met kleine passen naar de woonkamer, waar ze zich in een stoel laat zakken en naar buiten staart.

Nicholas kijkt me aan, zijn gezicht ineens ernstig. ‘Misschien heeft ze wel gelijk,’ zegt hij zachtjes. ‘We zijn allemaal zo druk met onszelf.’

Fleur schuift ongemakkelijk heen en weer op haar stoel. ‘Ik vind het gewoon lastig… Oma begrijpt niks van mij.’

Ik voel me verscheurd tussen iedereen aan tafel – Ada’s verdriet, Nicholas’ onverschilligheid, Fleurs puberale afstandelijkheid – en mijn eigen verlangen naar harmonie die steeds verder weg lijkt.

Die middag probeer ik met Ada te praten. Ik zet een kopje thee voor haar neer en ga naast haar zitten.

‘Ada… wil je praten?’ vraag ik voorzichtig.

Ze haalt diep adem. ‘Het is gewoon moeilijk, Eva. Alles is anders sinds Karel er niet meer is. Jullie hebben je leven, en ik… Ik voel me soms zo overbodig.’

Ik leg mijn hand op de hare. ‘Je hoort bij ons, echt waar.’

Ze knikt zwijgend, maar haar ogen blijven vochtig.

Later die avond zitten we met z’n allen op de bank, zwijgend naar een quiz op tv te kijken. Fleur appt met vriendinnen, Nicholas dommelt weg en Ada tuurt voor zich uit.

Ik vraag me af: hoe zijn we hier beland? Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt in ons eigen huis?

Misschien is dit wat familie betekent: samen zijn, zelfs als het schuurt en pijn doet. Maar hoe vind je elkaar terug als iedereen zich verschuilt achter zijn eigen muren?

Zou jij het gesprek aangaan of laat je de stilte voortduren? Wat zou jij doen als je voelde dat je gezin uit elkaar groeit?