Als mijn dochters wegglippen: Een verhaal over scheiding en vaderschap

‘Papa, waarom mag ik niet bij jou blijven slapen?’ De stem van Sophie trilt, haar grote blauwe ogen kijken me vragend aan. Mijn keel knijpt dicht. Ik wil haar zo graag uitleggen dat het niet aan mij ligt, dat ik haar het liefst elke nacht zou instoppen, maar de woorden blijven steken.

‘Dat heeft mama zo afgesproken, lieverd,’ zeg ik zacht. ‘Maar ik mis je ook.’

Ze draait zich om en loopt langzaam naar de auto waar Marieke op haar wacht. Lotte, mijn jongste, zwaait nog even verlegen. Ik voel een steek in mijn hart als de autodeur dichtvalt en ze wegrijden. De stilte in mijn appartement is oorverdovend.

Het is nu bijna een jaar geleden dat Marieke en ik uit elkaar gingen. Zestien jaar huwelijk, twee prachtige dochters, en toch konden we elkaar niet meer bereiken. Het begon met kleine ergernissen – haar eeuwige gehaast, mijn behoefte aan rust – maar groeide uit tot eindeloze ruzies over alles en niets. De laatste maanden sliepen we in aparte kamers. We spraken alleen nog over de kinderen of de boodschappen.

‘Jeroen, dit werkt niet meer,’ zei Marieke op een avond terwijl ze haar koffiekopje neerzette. ‘We maken elkaar kapot.’

Ik knikte. Ik wist het ook. Maar ik had nooit gedacht dat het zo zou eindigen: met advocaten, mediators en een omgangsregeling die voelde als een koude onderhandeling over wat ooit ons gezin was.

De eerste weken na de scheiding waren een waas. Ik probeerde sterk te zijn voor Sophie en Lotte, maar elke keer als ze weer naar hun moeder gingen, voelde het alsof iemand een stuk uit mijn borst rukte. Mijn vrienden zeiden dat het tijd nodig had, dat het beter zou worden. Maar elke dag zonder mijn dochters voelde als een straf.

Op een regenachtige woensdagmiddag belde Marieke me op.

‘Jeroen, Sophie wil niet naar je toe dit weekend,’ zei ze zonder omhaal.

‘Waarom niet?’ vroeg ik, paniek in mijn stem.

‘Ze zegt dat ze zich niet fijn voelt bij jou thuis. Misschien moet je haar wat ruimte geven.’

Ik voelde woede opborrelen. ‘Wat bedoel je? Ze heeft het altijd leuk bij mij!’

‘Misschien moet je haar zelf vragen,’ zei Marieke kil.

Die avond belde ik Sophie. Ze nam niet op. Ik stuurde haar een appje: “Lieve Soph, papa mist je. Wil je praten?” Geen reactie.

De dagen daarna probeerde ik mezelf wijs te maken dat het een fase was. Maar toen Lotte ook begon te zeggen dat ze liever bij mama bleef omdat daar haar vriendinnetjes woonden, voelde ik de grond onder mijn voeten wegzakken.

Op een avond zat ik met mijn moeder aan de keukentafel.

‘Je moet vechten voor je meiden, Jeroen,’ zei ze terwijl ze mijn hand pakte. ‘Laat ze zien dat je er altijd voor ze bent.’

Maar hoe vecht je als je tegen muren praat? Als je ex-vrouw steeds vaker bepaalt wanneer je je kinderen ziet? Als je dochters langzaam wennen aan een leven zonder jou?

Ik besloot hulp te zoeken en meldde me aan bij een vadersgroep in Utrecht. Daar hoorde ik verhalen die nog schrijnender waren dan het mijne: vaders die hun kinderen al jaren niet meer zagen, kinderen die door hun moeder tegen hun vader waren opgezet.

‘Het heet ouderverstoting,’ zei een van de mannen, Peter. ‘Het gebeurt vaker dan je denkt.’

Ik herkende mezelf in zijn verhaal: de machteloosheid, de woede, het verdriet. Maar ook de hoop dat het ooit beter zou worden.

Op een dag stond Sophie onverwacht voor mijn deur. Ze had ruzie gehad met Marieke en wilde even weg.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.

Ik knikte en sloeg mijn armen om haar heen. Ze rook nog steeds naar aardbeien en shampoo, net als vroeger toen ik haar na het badderen instopte.

We praatten urenlang. Over school, over haar nieuwe hamster, over hoe moeilijk ze het vond om steeds heen en weer te moeten tussen twee huizen.

‘Ik voel me soms schuldig,’ fluisterde ze. ‘Alsof ik jullie allebei pijn doe.’

Mijn hart brak opnieuw. ‘Dat is niet jouw schuld, lieverd. Papa en mama houden allebei van jou.’

Vanaf die dag probeerde ik minder te vechten tegen Marieke en meer te luisteren naar Sophie en Lotte. Ik stuurde geen boze mails meer als ze niet kwamen; ik liet weten dat ze altijd welkom waren.

Langzaam kwam er iets van rust terug. Soms kwamen ze spontaan langs, soms bleef het stil. Maar elke keer als ik hun stemmen hoorde in huis, voelde ik me weer heel even vader.

Toch blijft de angst knagen: wat als ze ooit helemaal verdwijnen uit mijn leven? Wat als ik op een dag alleen nog foto’s heb van hoe het ooit was?

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verliezen voordat je jezelf kwijtraakt? En hoeveel liefde blijft er over als je elke dag moet vechten om gezien te worden als vader?

Wat zouden jullie doen in mijn plaats? Hoe blijf je hoop houden als alles uit je handen lijkt te glippen?