Help! Mijn man Jeffrey weigert dit keer mee te gaan naar mijn moeder

‘Nee, Sanne. Dit keer ga ik echt niet mee.’

Zijn stem klinkt vastberaden, bijna kil. Ik staar Jeffrey aan, mijn handen trillend om de theekop die ik net heb neergezet. Het is zaterdagochtend, de regen tikt tegen het raam en de geur van versgebakken brood hangt nog in de keuken. Maar alles voelt plotseling koud.

‘Hoezo niet?’ Mijn stem slaat over. ‘Je weet hoe belangrijk dit voor me is. Mam rekent op ons, op jou ook.’

Jeffrey zucht diep, draait zich van me weg en begint de vaatwasser uit te ruimen. ‘Ik ben het zat, Sanne. Elke keer weer dat gedoe bij je moeder. Altijd die opmerkingen over mijn werk, over hoe we ons huis inrichten, over alles eigenlijk. Ik voel me daar nooit welkom.’

Ik voel een steek van schuld en woede tegelijk. ‘Maar je weet toch dat ze het niet zo bedoelt? Ze is gewoon… direct. Dat is haar manier.’

Hij kijkt me aan, zijn ogen donker. ‘Misschien ben jij eraan gewend, maar ik niet. Ik wil gewoon een keer een rustig weekend zonder dat ik me hoef te verdedigen.’

De stilte die volgt is oorverdovend. In mijn hoofd razen herinneringen voorbij: verjaardagen waar Jeffrey zich terugtrok in de tuin, kerstdiners waar mam hem vroeg waarom hij nog steeds niet was gepromoveerd, de keren dat ik tussen hen in stond als een scheidsrechter.

‘Dus je laat me gewoon alleen gaan?’ vraag ik zacht.

Hij knikt. ‘Ja. Dit keer wel.’

Ik loop naar boven, sluit de slaapkamerdeur achter me en laat mezelf op het bed vallen. Tranen prikken achter mijn ogen. Waarom moet het altijd zo moeilijk zijn? Waarom kan mijn moeder niet gewoon vriendelijk zijn tegen Jeffrey? En waarom kan hij niet wat meer begrip opbrengen voor haar?

Mijn telefoon trilt. Een appje van mam: “Tot straks lieverd! Zin in koffie met appeltaart?”

Ik typ terug: “Ja mam, tot straks.” Maar ik voeg er niet aan toe dat Jeffrey niet meegaat. Dat gesprek wil ik uitstellen tot ik er niet meer onderuit kan.

De uren kruipen voorbij. Ik probeer me te concentreren op werk, maar mijn gedachten blijven afdwalen naar de afgelopen jaren. Hoe Jeffrey en ik elkaar leerden kennen op de universiteit in Utrecht, hoe hij me voor het eerst meenam naar zijn ouders in Amersfoort – een warm bad van gezelligheid en begrip. En hoe anders het voelde toen ik hem meenam naar mijn moeder in Haarlem.

Mam was altijd kritisch geweest, vooral na de scheiding van mijn vader. Ze had haar eigen manier van liefde tonen: door te wijzen op alles wat beter kon. “Je moet niet altijd zo toegeven aan hem, Sanne,” zei ze vaak. Of: “Een man hoort ambitie te hebben.”

Jeffrey probeerde het eerst nog: bloemen meenemen, grapjes maken, helpen met klusjes in huis. Maar mam bleef afstandelijk, haar opmerkingen scherp als messen.

Ik hoor beneden het geluid van de voordeur die dichtvalt. Jeffrey is weg – waarschijnlijk naar zijn broer Bas om te klussen aan die eeuwige boot van hem. Ik voel me leeg.

Tegen vieren stap ik op de fiets naar Haarlem. De regen is opgehouden, maar de lucht blijft grijs. Onderweg probeer ik mezelf moed in te praten: misschien valt het mee vandaag, misschien is mam in een goede bui.

Ze doet open met een brede glimlach. ‘Waar is Jeffrey?’ vraagt ze meteen.

‘Hij kon niet,’ lieg ik.

Mam trekt haar wenkbrauwen op. ‘Kon niet of wilde niet?’

Ik ontwijk haar blik en loop door naar de keuken. De geur van appeltaart is vertrouwd, maar vandaag maakt het me misselijk.

‘Sanne,’ zegt mam terwijl ze koffie inschenkt, ‘je moet eerlijk tegen me zijn. Is er iets met jullie?’

Ik zucht diep. ‘Mam… waarom moet je altijd zo moeilijk doen? Kun je niet gewoon blij zijn als we komen?’

Ze kijkt me aan, haar gezicht plotseling zachter. ‘Ik wil alleen dat je gelukkig bent.’

‘Maar je maakt het ons zo moeilijk! Jeffrey voelt zich nooit welkom hier.’

Mam zwijgt even, roert in haar koffie alsof ze zoekt naar woorden die ze nooit geleerd heeft uit te spreken.

‘Misschien ben ik soms wat… direct,’ zegt ze uiteindelijk zacht. ‘Maar ik wil alleen het beste voor jou.’

‘Het beste voor mij is dat je Jeffrey accepteert zoals hij is,’ fluister ik.

De rest van de middag verloopt stroef. We praten over koetjes en kalfjes, maar onderhuids broeit er iets wat niet uitgesproken wordt.

Als ik ’s avonds thuiskom is Jeffrey nog steeds weg. Ik stuur hem een berichtje: “Ben thuis.” Geen reactie.

De volgende ochtend zit hij aan de keukentafel met een kop koffie en donkere kringen onder zijn ogen.

‘We moeten praten,’ zegt hij voordat ik iets kan zeggen.

Ik knik en ga tegenover hem zitten.

‘Sanne… ik hou van jou,’ begint hij aarzelend. ‘Maar ik kan dit niet blijven doen. Elke keer als we naar je moeder gaan voel ik me kleiner worden. Alsof ik nooit goed genoeg ben – voor haar én voor jou.’

Zijn woorden snijden door me heen.

‘Wat wil je dan?’ vraag ik zacht.

‘Dat jij voor ons kiest,’ zegt hij zonder aarzeling. ‘Dat je haar duidelijk maakt dat wij samen een team zijn.’

Ik slik moeizaam. Kan ik dat? Kan ik tegen mijn moeder ingaan? Maar als ik niets doe, raak ik misschien Jeffrey kwijt.

Die week slaap ik slecht. Op mijn werk maak ik fouten; collega’s vragen of alles goed gaat. Ik glimlach flauwtjes en zeg dat het druk is thuis.

Vrijdagavond besluit ik mam te bellen.

‘Mam… we moeten praten,’ begin ik nerveus.

Ze zwijgt aan de andere kant van de lijn.

‘Jeffrey voelt zich niet welkom bij jou,’ zeg ik uiteindelijk. ‘En dat doet mij pijn.’

Er valt een lange stilte.

‘Misschien heb je gelijk,’ zegt ze dan zachtjes. ‘Misschien moet ik leren loslaten.’

Tranen rollen over mijn wangen – van opluchting of verdriet weet ik niet precies.

Die zondag gaan we samen naar mam toe – hand in hand, als een team. Het is onwennig, maar anders dan anders: mam doet zichtbaar haar best vriendelijk te zijn, Jeffrey lacht voorzichtig mee met haar grapjes.

Het zal tijd kosten, weet ik nu. Maar misschien komt het ooit goed.

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je vragen van degene van wie je houdt? En hoeveel kun je veranderen aan familie zonder jezelf kwijt te raken?

Wat zouden jullie doen als je tussen je partner en je moeder moest kiezen?