“Ik ben oma, geen oppas”: Mijn leven als ongevraagde kinderoppas
‘Mam, kun je morgen op de kinderen passen? We hebben een spoedvergadering op werk.’
Ik staar naar mijn telefoon. Het is een appje van mijn dochter, Sanne. Mijn vingers trillen lichtjes terwijl ik haar bericht lees. Het is niet de eerste keer deze week. Sterker nog, het is de derde keer in vier dagen. Mijn hart bonkt in mijn borstkas, niet van blijdschap zoals toen ik hoorde dat ik oma zou worden, maar van iets wat ik niet goed kan plaatsen: frustratie, misschien zelfs verdriet.
Toen Sanne me drie jaar geleden vertelde dat ze zwanger was, voelde ik me de gelukkigste vrouw van Nederland. Ik herinner me nog precies hoe ze het vertelde, met haar handen beschermend over haar buik. ‘Mam, je wordt oma!’ riep ze uit, haar ogen glinsterend van geluk. Ik huilde van blijdschap en omhelsde haar stevig. In dat moment dacht ik aan alle koekjes die ik zou bakken met mijn kleinkind, aan wandelingen door het Vondelpark, aan voorlezen bij het slapengaan. Maar nooit had ik gedacht dat ik me nu zo zou voelen: als een gratis oppas, als iemand die er gewoon altijd maar is.
‘Mam? Ben je er nog?’ Sanne’s stem klinkt door de telefoon als ik haar bel om te antwoorden.
‘Ja lieverd, ik ben er nog,’ zeg ik zacht. ‘Maar… Sanne, ik heb morgen eigenlijk een afspraak met Marijke. We zouden eindelijk weer eens samen naar het museum gaan.’
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn. Ik hoor haar zuchten.
‘Maar mam, je weet toch hoe druk het is op werk? En papa kan niet, want die is op zakenreis. Je bent toch met pensioen? Je hebt toch tijd?’
Die laatste zin snijdt door mijn ziel. Ja, ik ben met pensioen. Ja, ik heb tijd – maar is die tijd dan niet ook van mij? Mag ik niet zelf bepalen wat ik ermee doe?
‘Sanne,’ begin ik voorzichtig, ‘ik hou ontzettend veel van mijn kleinkinderen. Maar soms… soms voelt het alsof jullie ervan uitgaan dat ik altijd beschikbaar ben.’
Ze zwijgt even. ‘We zijn gewoon zo dankbaar dat je helpt, mam. Echt waar. Maar we hebben je nodig.’
Ik slik. Natuurlijk wil ik helpen. Maar wanneer wordt helpen vanzelfsprekend? Wanneer verandert liefde in een verplichting?
Die nacht lig ik wakker in bed naast Kees, mijn man. Hij snurkt zachtjes, zich van geen kwaad bewust. Ik staar naar het plafond en denk aan vroeger. Mijn eigen moeder woonde in Groningen en kwam hooguit eens per maand langs. Ze was geen oppas-oma; ze was een oma die verhalen vertelde bij verjaardagen en af en toe een kaartje stuurde. Waarom voelt het dan nu alsof de rollen zijn omgedraaid?
De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop koffie als Kees binnenkomt.
‘Je kijkt alsof je een spook hebt gezien,’ zegt hij grappend.
‘Ik voel me gewoon… moe,’ geef ik toe.
‘Weet je wat het is, Kees? Ik voel me soms meer een werknemer dan een oma.’
Hij knikt begrijpend. ‘Je moet je grenzen aangeven, Els. Anders blijf je rennen.’
Maar hoe geef je grenzen aan zonder je dochter te kwetsen? Hoe zeg je nee tegen die grote blauwe ogen van je kleinkinderen?
De dag verloopt zoals altijd: ik haal de kinderen op van school, maak boterhammen met hagelslag en luister naar hun verhalen over juf Marloes en de nieuwe hamster in de klas. Ze lachen, ze knuffelen me – en toch voel ik me leeg als ze weer weg zijn.
’s Avonds belt Sanne opnieuw.
‘Mam, kun je volgende week dinsdag ook? Dan hebben we ouderavond.’
Ik voel hoe mijn keel dichtknijpt.
‘Sanne…’ begin ik aarzelend. ‘Ik wil echt helpen, maar het wordt me soms te veel. Ik heb ook mijn eigen leven.’
Ze klinkt gekwetst. ‘Dus je wilt niet meer oppassen?’
‘Dat zeg ik niet,’ haast ik me te zeggen. ‘Maar misschien kunnen we samen kijken naar een oplossing? Misschien af en toe een oppas inhuren?’
Er volgt een lange stilte.
‘Ik dacht dat je het leuk vond om bij de kinderen te zijn,’ zegt ze zacht.
‘Dat vind ik ook! Maar niet als het moet. Ik wil oma zijn – geen werknemer op afroep.’
Het gesprek blijft hangen in mijn hoofd als een mist die niet optrekt. De dagen erna voel ik afstand tussen ons groeien. Sanne appt minder vaak; als ze belt, klinkt ze kortaf.
Op zondag komt de hele familie eten. De sfeer is gespannen. Mijn zoon Bart merkt het meteen op.
‘Wat is er aan de hand tussen jou en Sanne?’ vraagt hij terwijl hij de aardappels opschept.
Ik zucht diep en vertel hem alles – over het gevoel van vanzelfsprekendheid, over mijn verlangen naar vrijheid én verbondenheid.
Bart knikt begrijpend. ‘Je mag best voor jezelf kiezen, mam. Je hebt je hele leven voor ons gezorgd.’
Na het eten blijft Sanne hangen in de keuken terwijl ze de vaatwasser inruimt.
‘Mam,’ zegt ze plotseling, haar stem breekbaar. ‘Het spijt me als we te veel gevraagd hebben.’
Ik pak haar hand vast.
‘Ik wil er altijd voor jullie zijn,’ fluister ik. ‘Maar soms moet ik ook voor mezelf zorgen.’
Ze knikt en veegt een traan weg.
‘Misschien moeten we inderdaad eens kijken naar een oppas voor af en toe,’ zegt ze zacht.
Die avond lig ik in bed met een gevoel van opluchting én verdriet. Waarom is het zo moeilijk om grenzen te stellen binnen je eigen familie? Waarom voelt liefde soms als een verplichting?
Misschien zijn er meer oma’s zoals ik – vrouwen die balanceren tussen liefde geven en zichzelf verliezen. Hoe vinden jullie die balans? Wanneer zeg je ja uit liefde – en wanneer zeg je nee uit zelfbehoud?