Ik had nooit gedacht dat ik stiefmoeder zou worden, maar nu investeer ik in de kinderen van mijn man alsof het de mijne zijn

‘Waarom moet jij altijd alles bepalen?’ schreeuwt Sophie, haar stem trillend van woede. Ze smijt haar schooltas op de grond en stormt de trap op. Ik blijf achter in de gang, mijn handen nog vol boodschappen, mijn hart bonzend in mijn borstkas. Mark kijkt me aan, zijn gezicht gespannen. ‘Geef haar even de tijd, Eva,’ zegt hij zacht. Maar ik weet dat het niet alleen tijd is wat Sophie nodig heeft. Ze heeft een moeder nodig – en ik ben dat niet.

Toen ik Mark ontmoette, was ik 34 en had ik mijn leven redelijk op orde. Ik werkte als HR-adviseur bij een middelgroot bedrijf in Utrecht, had een fijn appartement en een kleine, maar hechte vriendengroep. Mark was anders dan de mannen die ik eerder had ontmoet: warm, zorgzaam, met een droge humor die me meteen voor zich won. Hij vertelde al tijdens ons tweede etentje over zijn kinderen – Sophie van dertien en Daan van tien – en over zijn scheiding drie jaar daarvoor. ‘Ze zijn mijn alles,’ zei hij. ‘Als je met mij verder wilt, moet je dat weten.’

Ik knikte. Natuurlijk wist ik waar ik aan begon. Dacht ik.

De eerste maanden waren spannend en nieuw. We zagen elkaar vooral als de kinderen bij hun moeder waren. Maar naarmate het serieuzer werd, kwam het moment dat ik Sophie en Daan zou ontmoeten. Ik was zenuwachtig – wat als ze me niet aardig vonden? Wat als hun moeder me haatte? Mark stelde me gerust: ‘Ze zijn gewend aan nieuwe gezichten.’

Die eerste ontmoeting was ongemakkelijk. Sophie keek me nauwelijks aan, Daan stelde alleen vragen over mijn auto. Hun moeder, Linda, hield zich op de achtergrond maar haar aanwezigheid was voelbaar in alles: de foto’s aan de muur, de regels die Mark volgde (‘Linda wil niet dat ze na acht uur nog schermtijd hebben’), de verhalen die de kinderen vertelden (‘Mama zegt dat jij vast niet kan koken’).

Langzaam werd ik een vast onderdeel van hun leven. Ik probeerde niet te veel te pushen, maar wilde er wel voor ze zijn. Ik bakte pannenkoeken op zaterdagochtend, hielp met huiswerk en stond langs het voetbalveld als Daan moest spelen. Maar hoe meer ik mijn best deed, hoe meer het leek alsof Sophie zich terugtrok. Ze sloeg deuren dicht, negeerde me of maakte snijdende opmerkingen (‘Jij bent niet mijn moeder!’). Mark probeerde te bemiddelen, maar vaak voelde het alsof ik er alleen voor stond.

De echte problemen begonnen toen Mark en ik besloten te gaan samenwonen. Mijn appartement werd te klein voor ons vieren en dus verhuisde ik naar zijn huis in Amersfoort. Opeens was alles anders: mijn spullen pasten niet tussen die van Linda, die nog overal rondslingerden; de kinderen waren er om het weekend én elke woensdagmiddag; mijn vrijheid verdween.

‘Je moet gewoon je plek vinden,’ zei mijn moeder toen ik haar belde na weer een ruzie met Sophie. Maar welke plek was dat? Ik was geen moeder, geen vriendin, geen oppas – maar wel verantwoordelijk voor hun ontbijt, hun gymspullen, hun verdriet als ze hun moeder misten.

Het werd erger toen Linda haar baan verloor en minder alimentatie kon betalen. Mark werkte fulltime als projectmanager bij een bouwbedrijf, maar het geld was krap. Ineens moest ik bijspringen: nieuwe schoenen voor Daan, schoolreisjes voor Sophie, zelfs een bijdrage aan de hockeyclub. ‘We doen dit samen,’ zei Mark. Maar soms voelde het alsof ik vooral betaalde voor een leven dat niet het mijne was.

Mijn vriendinnen begrepen het niet helemaal. ‘Waarom laat je je zo gebruiken?’ vroeg Sanne op een avond toen we samen wijn dronken. ‘Je hebt geen kinderen van jezelf – waarom zou je investeren in die van een ander?’ Ik wist het antwoord niet. Was het liefde? Schuldgevoel? Of gewoon omdat ik hoopte dat ze me ooit zouden accepteren?

De spanning thuis liep op. Sophie begon steeds vaker te spijbelen en kwam met slechte cijfers thuis. Daan werd stiller en trok zich terug op zijn kamer met zijn PlayStation. Mark was moe van het werk en had weinig energie om te praten. En ik? Ik voelde me steeds meer een buitenstaander in mijn eigen huis.

Op een avond barstte de bom. Sophie kwam thuis met een onvoldoende voor wiskunde en gooide haar tas door de kamer. ‘Het is jouw schuld!’ schreeuwde ze naar mij. ‘Als jij er niet was geweest, waren papa en mama misschien weer samen!’

Ik stond aan de grond genageld. Mark probeerde haar te kalmeren, maar Sophie rende huilend naar boven. Ik liep naar buiten, de koude lucht sneed in mijn gezicht. Tranen prikten achter mijn ogen.

Die nacht lag ik wakker naast Mark. ‘Misschien moet ik weggaan,’ fluisterde ik. ‘Misschien is dit niet wat jullie nodig hebben.’

Mark draaide zich naar me toe en pakte mijn hand. ‘Eva… Ik heb jou nodig. De kinderen ook – ook al laten ze het niet zien.’

De weken daarna probeerde ik afstand te nemen. Ik deed minder in huis, liet Mark meer regelen met de kinderen en stortte me op mijn werk. Maar het voelde leeg – alsof ik mezelf kwijt was geraakt in deze rol die nooit helemaal de mijne zou zijn.

Op een dag stond Daan ineens voor me in de keuken terwijl ik koffie zette.
‘Eva?’
‘Ja?’
‘Wil je mee naar mijn voetbalwedstrijd zaterdag? Mama kan niet…’

Mijn hart maakte een sprongetje. ‘Natuurlijk wil ik dat.’

Langzaam veranderde er iets. Sophie bleef afstandelijk, maar af en toe vroeg ze me om hulp bij haar huiswerk of keek ze mee als ik kookte (‘Hoe maak je eigenlijk lasagne?’). Het waren kleine momenten – maar ze gaven hoop.

Financieel bleef het zwaar. Soms voelde het oneerlijk: waarom moest ík betalen voor dingen waar Linda zich aan onttrok? Waarom kreeg ík alle frustratie over me heen? Maar dan zag ik Daan lachen op het voetbalveld of hoorde ik Sophie zachtjes zingen onder de douche – en wist ik weer waarom ik bleef.

Op een avond zaten we met z’n vieren aan tafel toen Sophie ineens zei: ‘Eva… wil je me helpen met mijn spreekbeurt morgen?’
Mark keek me aan en glimlachte voorzichtig.

Misschien zal ik nooit hun echte moeder worden – misschien zullen ze me altijd blijven zien als die vreemde vrouw die hun leven binnenwandelde toen alles al ingewikkeld genoeg was.

Maar misschien is dat genoeg.

Hebben we allemaal niet iemand nodig die blijft proberen, zelfs als het moeilijk is? Wat betekent familie eigenlijk – is dat bloed, of is dat kiezen om er te zijn voor elkaar?

Wat denken jullie: kun je ooit echt onderdeel worden van een samengesteld gezin?