Mijn leven begon op mijn zevenenzestigste: het verhaal van Teresa van Dijk

‘Waarom doe je altijd zo moeilijk, mam?’ De stem van mijn dochter Marloes klinkt scherp door de woonkamer. Ik staar naar het kopje thee in mijn handen, mijn vingers trillen lichtjes. Buiten waait de wind door de bomen van onze straat in Amersfoort, maar binnen is het ijzig stil.

‘Ik doe niet moeilijk, Marloes. Ik wil alleen… iets anders proberen.’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. Ik voel de ogen van mijn zoon Bas prikken. Hij zit op de rand van de bank, zijn handen verstrengeld.

‘Je bent zevenenzestig, mam,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Moet je nu nog zo nodig alles anders doen?’

Ik slik. Ze begrijpen het niet. Misschien begrijp ik het zelf ook niet helemaal. Maar sinds een paar maanden is er iets veranderd. Alsof er een sluier is opgetild en ik eindelijk zie hoeveel jaren ik heb geleefd voor anderen, en hoe weinig voor mezelf.

Mijn naam is Teresa van Dijk. Mijn hele bestaan draaide om doen wat hoort. Als kind was ik stil en gehoorzaam; op school haalde ik keurige cijfers, nooit een grote mond. Op mijn drieëntwintigste trouwde ik met Jan, een degelijke man uit Utrecht, zoals mijn ouders graag zagen. Twee kinderen volgden snel: Marloes en Bas. Ik werkte als secretaresse op het Christelijk Lyceum, dertig jaar lang. Geen schandalen, geen avonturen, geen grote dromen die ik achterna ging.

Jan was een goede man, maar niet iemand die vroeg wat ík wilde. Hij hield van orde en regelmaat: stamppot op maandag, vis op vrijdag, vakantie naar Texel in juli. Toen hij vijf jaar geleden overleed aan een hartaanval, voelde ik vooral leegte – en opluchting. Dat durfde ik tegen niemand te zeggen.

De eerste jaren na zijn dood vulde ik mijn dagen met oppassen op de kleinkinderen, koffie drinken met de buurvrouw en vrijwilligerswerk in het verzorgingshuis. Maar ergens begon het te knagen. ‘Is dit alles?’ vroeg ik mezelf steeds vaker af als ik ’s avonds alleen op de bank zat.

Op een dag liep ik langs het buurthuis en zag een flyer hangen: ‘Cursus Italiaans voor beginners’. Mijn hart maakte een sprongetje. Waarom niet? Ik schreef me in zonder iemand iets te vertellen.

De eerste les voelde als thuiskomen in een wereld die ik nooit had gekend. De docent, een flamboyante vrouw genaamd Annelies, moedigde ons aan fouten te maken en hardop te lachen om onze blunders. Ik voelde me weer jong – of misschien voelde ik me voor het eerst mezelf.

Toen Marloes erachter kwam dat ik Italiaans leerde, fronste ze haar wenkbrauwen. ‘Wat moet je daar nou mee? Je spreekt toch gewoon Nederlands?’ Bas lachte het weg: ‘Mam wil vast naar Rome met haar bridgeclub.’

Maar het was meer dan dat. Ik begon boeken te lezen die Jan nooit goedgekeurd zou hebben – romans vol passie en avontuur. Ik kocht felrode lippenstift en droeg hem naar de markt. De buurvrouw keek me na alsof ik gek was geworden.

Langzaam groeide het idee dat ik méér wilde dan alleen maar bestaan. Ik wilde leven.

Op een regenachtige woensdagmiddag zat ik met Marloes aan de keukentafel toen ze plotseling uitviel: ‘Je bent veranderd, mam. Je bent zo… egoïstisch geworden.’

‘Egoïstisch?’ Mijn stem sloeg over.

‘Ja! Je denkt alleen nog maar aan jezelf. Je was altijd zo zorgzaam voor ons allemaal, en nu…’

Ik keek haar aan en zag tranen in haar ogen. Opeens begreep ik dat mijn zoektocht naar vrijheid haar onzeker maakte. Misschien dacht ze dat ze haar moeder kwijt was.

‘Ik hou nog steeds van jullie,’ zei ik zacht. ‘Maar ik wil ook van mezelf houden.’

Die avond belde Bas me op. ‘Mam, Marloes maakt zich zorgen om je. Ze denkt dat je in een midlifecrisis zit.’

Ik lachte schamper. ‘Op mijn leeftijd heet dat gewoon eindelijk wakker worden.’

Het conflict bleef sudderen onder de oppervlakte. Tijdens familiediners voelde ik de spanning als ik vertelde over mijn nieuwe hobby’s of plannen om alleen naar Florence te reizen. Mijn kleindochter Sophie vond het geweldig: ‘Oma is cool!’ Maar Marloes bleef afstandelijk.

Op een dag stond ze onverwacht voor mijn deur, haar gezicht bleek.

‘Mam, kunnen we praten?’

We gingen zitten aan de keukentafel waar zoveel gesprekken waren gevoerd – over huiswerk, liefdesverdriet, Jan’s ziekte. Nu was het stil.

‘Ik ben bang dat je ons niet meer nodig hebt,’ zei ze zacht.

Mijn hart brak een beetje. ‘Ik heb jullie altijd nodig, lieverd. Maar ik heb mezelf ook nodig.’

Ze huilde, en ik huilde met haar mee.

Langzaam vonden we een nieuw evenwicht. Marloes leerde accepteren dat haar moeder veranderde; Bas moedigde me zelfs aan om die reis naar Italië te maken (‘Neem wel je telefoon mee, mam!’). Ik vond nieuwe vrienden bij de taalcursus – mensen die ook iets zochten wat ze kwijt waren geraakt onderweg.

Soms voel ik me schuldig dat ik niet eerder voor mezelf heb gekozen. Hoeveel jaren heb ik verspild aan braaf zijn? Maar dan denk ik aan die eerste avond in Florence, zittend op een terras met een glas wijn, luisterend naar het geroezemoes van onbekende stemmen – en voel ik me eindelijk vrij.

Nu vraag ik me af: hoeveel vrouwen zoals ik lopen er rond in Nederland? Hoeveel mensen durven pas laat in hun leven zichzelf te worden? En is het ooit echt te laat om opnieuw te beginnen?