Nu Mijn Dochter 38 Is, Single, en Een Kind Wil: Een Moederhart Tussen Hoop en Angst
‘Mam, waarom is het leven zo oneerlijk?’
De woorden van Marieke snijden dwars door de stilte van mijn woonkamer. Ze zit aan het raam, haar rug naar me toe, haar schouders schokkend van het huilen. Buiten is het nog vroeg; de zon probeert aarzelend door de wolken te breken. Ik voel mijn hart samenknijpen. Gisteren nog danste ze op de bruiloft van haar nichtje, nu lijkt ze gebroken.
‘Wat bedoel je, lieverd?’ vraag ik voorzichtig, terwijl ik naast haar ga zitten. Mijn hand rust op haar knie, maar ze trekt zich niet terug.
‘Iedereen lijkt zijn leven op orde te hebben. Kijk naar Anne, getrouwd, een huis, nu waarschijnlijk snel kinderen. En ik… ik ben 38, alleen, en ik weet niet eens of ik ooit moeder zal worden.’ Haar stem breekt. ‘Ik voel me zo mislukt.’
Ik slik. Wat zeg je tegen je dochter als haar grootste wens misschien nooit uitkomt? Ik wil haar troosten, haar vertellen dat alles goedkomt, maar ik weet dat dat misschien niet waar is.
‘Marieke, je bent niet mislukt. Je bent prachtig, slim, lief…’
Ze schudt haar hoofd. ‘Dat zegt iedereen altijd. Maar niemand begrijpt hoe leeg het voelt als je elke maand weer alleen wakker wordt. Als je vrienden allemaal druk zijn met hun gezinnen en jij alleen overblijft.’
Ik weet dat ze gelijk heeft. Haar vriendinnen uit Utrecht hebben allemaal kinderen; de groepsapp stroomt over van foto’s van eerste stapjes en schooluitjes. Marieke reageert altijd enthousiast, maar ik zie de pijn in haar ogen als ze haar telefoon weglegt.
‘Heb je erover nagedacht om het alleen te doen?’ vraag ik voorzichtig. ‘Er zijn zoveel mogelijkheden tegenwoordig…’
Ze kijkt me aan met rode ogen. ‘Denk je dat ik daar niet aan gedacht heb? Maar het voelt zo… egoïstisch. En eng. En wat als ik het niet aankan? Wat als ik spijt krijg?’
Ik pak haar hand vast. ‘Je hoeft het niet alleen te doen. Ik ben er voor je. Altijd.’
Ze glimlacht flauwtjes. ‘Dat weet ik mam. Maar jij wordt ook ouder. En papa…’
Ze stopt abrupt. Mijn man, haar vader, overleed vijf jaar geleden aan een hartaanval. Sindsdien zijn we met z’n tweeën, en hoewel we elkaar steunen, voel ik soms dat er een leegte tussen ons in hangt die we niet kunnen vullen.
‘Papa zou zo trots op je zijn,’ fluister ik.
Ze knikt en veegt haar tranen weg. ‘Soms mis ik hem zo erg dat het pijn doet.’
We zitten samen in stilte. De klok tikt luid in de kamer; buiten begint het zachtjes te regenen.
‘Weet je nog,’ begin ik aarzelend, ‘toen jij klein was en altijd zei dat je later tien kinderen wilde?’
Ze lacht door haar tranen heen. ‘Ja… Ik dacht dat alles vanzelf zou gaan.’
‘Het leven loopt nooit zoals je plant,’ zeg ik zacht.
Ze zucht diep. ‘Ik ben bang dat ik te laat ben.’
‘Wil je er met iemand over praten? Een arts misschien?’
Ze haalt haar schouders op. ‘Misschien… Maar wat als ze zeggen dat het niet meer kan? Dat wil ik niet horen.’
Ik voel me machteloos. Ik wil haar beschermen tegen deze pijn, maar ik kan niets doen behalve luisteren.
Die middag rijden we samen naar het strand van Scheveningen. De lucht is grijs, de zee woest. We lopen zwijgend langs het water tot Marieke ineens stopt.
‘Mam…’ Ze draait zich naar me om. ‘Denk je dat ik gelukkig kan zijn zonder kind?’
De vraag overvalt me. Ik weet het antwoord niet. Ik denk aan mijn eigen leven; hoe mijn kinderen altijd mijn anker zijn geweest, mijn reden om door te gaan na papa’s dood.
‘Ik weet het niet,’ zeg ik eerlijk. ‘Maar ik weet wel dat geluk soms uit onverwachte hoeken komt.’
Ze knikt langzaam en kijkt uit over de golven.
De weken daarna merk ik dat Marieke stiller is dan normaal. Ze appt minder vaak, komt minder spontaan langs in Amersfoort waar ik woon. Als ik haar bel, klinkt ze afwezig.
Op een avond belt ze onverwacht aan. Haar ogen zijn rood van het huilen.
‘Mam… Ik heb besloten om een traject te starten bij de kliniek in Utrecht,’ zegt ze zonder omwegen.
Mijn hart slaat over van schrik én opluchting tegelijk.
‘Wat dapper van je,’ zeg ik zacht.
Ze barst opnieuw in tranen uit en valt in mijn armen.
‘Ik ben zo bang,’ snikt ze.
‘Dat mag,’ fluister ik terug. ‘Maar je hoeft het niet alleen te doen.’
De maanden die volgen zijn een achtbaan van hoop en teleurstelling. Hormoonspuiten, echo’s, wachtkamers vol vrouwen met dezelfde blik in hun ogen: hoopvol en wanhopig tegelijk.
Soms belt Marieke midden in de nacht omdat ze niet kan slapen van de spanning. Soms is ze boos op alles en iedereen – op zichzelf, op mij, op de wereld die niet eerlijk is verdeeld.
Op een dag – het is herfst geworden – zitten we samen aan de keukentafel als ze ineens zegt: ‘Mam… misschien lukt het niet.’
Ik zie de wanhoop in haar ogen.
‘En dan?’ vraag ik zacht.
Ze haalt diep adem. ‘Dan moet ik leren accepteren dat mijn leven anders loopt dan ik had gehoopt.’
Ik knik langzaam. ‘En misschien vind je geluk op een plek waar je het nooit had verwacht.’
Ze glimlacht flauwtjes en pakt mijn hand vast.
De tijd verstrijkt. De behandelingen slagen niet meteen; elke negatieve test voelt als een klap in haar gezicht – en in die van mij.
Op een avond zitten we samen op de bank, kijken we zwijgend naar oude foto’s van vroeger: Marieke als peuter in de zandbak, Marieke met haar vader op de fiets door de polder.
‘Denk je dat papa trots op me zou zijn?’ vraagt ze ineens zacht.
‘Elke dag,’ antwoord ik zonder aarzelen.
Ze leunt tegen me aan en samen huilen we om alles wat was en alles wat misschien nooit zal zijn.
Nu schrijf ik dit verhaal omdat ik weet dat zoveel vrouwen – en moeders – worstelen met dezelfde vragen als wij: Wanneer laat je los? Wanneer blijf je hopen? Hoe vind je vrede met een leven dat anders loopt dan je had gedroomd?
Misschien is geluk geen eindbestemming maar een reis vol onverwachte afslagen.
Wat denken jullie? Kun je echt gelukkig zijn als het leven totaal anders loopt dan je had gehoopt? Of blijft er altijd iets knagen?