Tussen Liefde en Loslaten: Het Verhaal van Een Moeder en Haar Zoon
‘Daan, waarom bel je me niet meer zoals vroeger?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Aan de andere kant van de lijn klinkt het even stil. ‘Mam, ik heb het gewoon druk. Je weet hoe het is met het huis, werk, en… alles.’
Ik hoor zijn zucht. Vroeger zou hij me alles verteld hebben. Over zijn werk bij de gemeente, over de ruzie met zijn baas, zelfs over die keer dat hij zijn fiets kwijt was bij het station in Utrecht. Maar nu? Nu is er altijd een reden om op te hangen. Of erger nog: hij neemt niet eens op.
Ik kijk naar de foto op de kast. Daan als kleine jongen, zijn handje in de mijne op het strand van Scheveningen. Zijn blonde haar verwaaid door de wind, zijn ogen vol vertrouwen. Mijn enige kind, mijn alles. Na jaren van vruchtbaarheidsbehandelingen was hij eindelijk gekomen, als een wonder. Ik heb hem nooit willen verstikken, nooit willen claimen. Ik gaf hem vrijheid, ruimte om te groeien. Maar misschien heb ik hem daardoor juist verloren.
Sinds hij met Iris is getrouwd, lijkt alles anders. Iris is aardig genoeg, maar haar moeder – mevrouw Van Dijk – is overal. Ze woont om de hoek in Amersfoort en lijkt altijd aanwezig. ‘We gaan zondag bij mijn moeder eten,’ zegt Daan tegenwoordig bijna elke week. Of: ‘Mam, Iris’ moeder heeft ons geholpen met de tuin.’
Ik voel me een bijzaak. Een voetnoot in zijn leven.
‘Daan,’ probeer ik nogmaals, ‘misschien kunnen we samen een dagje naar het strand? Zoals vroeger?’
‘Mam, dat is lief, maar we hebben het druk. En Iris wil graag haar moeder helpen met de verhuizing.’
Weer die moeder. Ik slik mijn tranen weg en hang op voordat hij het merkt.
’s Avonds zit ik alleen aan tafel met mijn kopje thee. De stilte in huis is oorverdovend sinds mijn man Peter drie jaar geleden overleed aan een hartaanval. Daan was toen mijn steun en toeverlaat. We huilden samen, lachten samen om herinneringen aan Peter. Maar nu lijkt het alsof hij die tijd achter zich heeft gelaten – en mij erbij.
De volgende dag besluit ik spontaan langs te gaan bij Daan en Iris. Ik koop verse appeltaart bij de bakkerij op de hoek – zijn favoriet – en stap op de fiets naar hun rijtjeshuis in Vathorst.
Als ik aanbel, doet Iris open. Haar glimlach is beleefd maar afstandelijk.
‘Oh, hallo Marjan! Wat een verrassing,’ zegt ze terwijl ze haar telefoon weglegt.
‘Is Daan thuis?’ vraag ik hoopvol.
‘Hij is net met mijn moeder naar het tuincentrum,’ zegt ze zonder blikken of blozen.
Mijn hart zakt in mijn schoenen. ‘Oh… misschien kan ik even wachten?’
Ze knikt ongemakkelijk en laat me binnen. De woonkamer ruikt naar verse bloemen – ongetwijfeld een cadeau van mevrouw Van Dijk. Op tafel staat een foto van Iris en haar moeder in matching jurken op een bruiloft.
‘Wil je thee?’ vraagt Iris.
‘Graag,’ antwoord ik zacht.
We zitten zwijgend tegenover elkaar. Ik probeer een gesprek te beginnen over haar werk als juf op de basisschool, maar ze houdt het kort. Na een kwartier hoor ik stemmen in de gang.
‘Hoi mam!’ roept Daan als hij me ziet, maar zijn blik glijdt meteen naar Iris’ moeder achter hem.
‘Marjan! Wat leuk je te zien,’ zegt mevrouw Van Dijk opgewekt terwijl ze haar jas uittrekt alsof ze hier thuishoort.
Daan zet zich naast haar op de bank en begint enthousiast te vertellen over hun vondst: een nieuwe hortensia voor de tuin – ‘Mam, je moet hem zien!’
Maar hij bedoelt niet mij. Hij kijkt naar haar moeder terwijl hij praat.
Ik voel me onzichtbaar worden in mijn eigen familie.
Die avond bel ik mijn zus Anja. ‘Misschien moet je het gewoon accepteren,’ zegt ze voorzichtig. ‘Kinderen groeien op, krijgen hun eigen leven.’
Maar waarom voelt het dan alsof ik iets kwijt ben wat nooit meer terugkomt?
De weken gaan voorbij. Ik probeer mezelf bezig te houden: vrijwilligerswerk in het buurthuis, yoga op donderdagochtend, koffie met oude vriendinnen. Maar elke keer als ik thuiskom in mijn lege huis, denk ik aan Daan.
Op een dag krijg ik een uitnodiging voor Daan’s verjaardag – via WhatsApp, in een groepsapp met Iris’ familie en vrienden. Mijn naam staat ergens onderaan tussen ‘Oma Van Dijk’ en ‘Tante Els’. Geen persoonlijk berichtje van Daan zelf.
Op het feest voel ik me verloren tussen onbekende gezichten. Iedereen lijkt elkaar te kennen; er wordt gelachen om inside jokes waar ik geen deel van uitmaak.
‘Mam! Heb je Iris’ moeders appeltaart al geproefd?’ vraagt Daan enthousiast terwijl hij me een stuk aanbiedt.
‘Nee dankje,’ zeg ik zachtjes, terwijl ik naar mijn eigen taart kijk die onaangeroerd op tafel staat.
Later op de avond zoek ik Daan op in de tuin.
‘Daan… mis je mij nooit? Zoals vroeger?’
Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Natuurlijk wel mam! Maar dingen veranderen gewoon… Je moet niet zo piekeren.’
‘Het voelt alsof er geen plek meer voor mij is,’ fluister ik.
Hij slaat zijn arm om me heen, maar zijn blik dwaalt alweer af naar binnen waar Iris en haar moeder lachen om iets wat ik niet begrijp.
Op weg naar huis huil ik stilletjes op de fiets. De regen mengt zich met mijn tranen.
Thuis pak ik oude fotoalbums uit de kast en blader door herinneringen aan betere tijden: Daan’s eerste schooldag, samen pannenkoeken bakken op zondag, vakanties aan het IJsselmeer. Ik vraag me af waar het misging.
De volgende dag besluit ik een brief te schrijven aan Daan:
‘Lieve Daan,
Ik mis je. Niet alleen jouw aanwezigheid, maar ook ons samenzijn zoals vroeger. Ik begrijp dat je nu je eigen leven hebt – dat hoort ook zo – maar soms voelt het alsof er geen ruimte meer voor mij is in jouw wereld. Ik hoop dat we elkaar weer kunnen vinden, al is het maar af en toe…
Liefs,
Mama’
Ik weet niet of hij het begrijpt, of dat hij er überhaupt iets mee doet. Maar het lucht op om eindelijk te zeggen wat ik voel.
Soms vraag ik me af: wanneer laat je als moeder echt los? En hoe vind je jezelf terug als je alles voor iemand hebt gegeven?
Wie herkent deze pijn? Of ben ik gewoon te gevoelig geworden?