Waarom heb je me nooit vastgehouden, mam?
‘Mam, waarom heb je me eigenlijk nooit geknuffeld?’
Het mes van haar vraag sneed dwars door de stilte van de keuken. Mijn handen trilden lichtjes boven de theepot. De geur van verse appeltaart hing nog in de lucht, maar alles leek plotseling verder weg dan ooit. Anne zat tegenover me, haar ogen zacht maar doordringend. Ze was altijd zo rustig geweest, bedachtzaam, maar nu voelde haar blik als een vergrootglas op mijn ziel.
‘Wat bedoel je, lieverd?’ probeerde ik, mijn stem schor. Ik wist dondersgoed wat ze bedoelde. Maar ik hoopte op uitstel, een ontsnapping, een grap misschien. Maar Anne glimlachte niet. Ze keek alleen maar, met diezelfde ernst die ze als kind al had.
‘Je hebt me nooit vastgehouden, mam. Niet als ik huilde, niet als ik bang was. Zelfs niet toen opa overleed. Ik heb het altijd gemist. Waarom?’
Mijn adem stokte. Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik slikte ze weg. Ik ben geen vrouw van tranen. Nooit geweest. Mijn moeder zei altijd: “Tranen zijn voor de regen.”
Ik keek naar mijn handen, de rimpels die zich als rivieren door mijn huid trokken. Hoe vaak had ik deze handen gebruikt om te poetsen, te koken, te zorgen? Maar nooit om te troosten. Niet echt.
‘Ik… weet het niet,’ fluisterde ik uiteindelijk. ‘Misschien… omdat niemand mij ooit heeft vastgehouden.’
Anne zweeg. Buiten tikte de regen zachtjes tegen het raam. Ik voelde hoe de muren van het huis, mijn veilige vesting, langzaam begonnen te wankelen.
Mijn jeugd in Rotterdam was hard geweest. Mijn vader werkte in de haven, kwam laat thuis en rook altijd naar olie en tabak. Mijn moeder was streng en rechtlijnig; liefde toonde je door te zorgen dat er eten op tafel stond en dat je kleren schoon waren. Knuffels? Die waren voor zwakkelingen.
Toen Anne werd geboren, zwoer ik dat ik het anders zou doen. Maar toen ze huilde als baby, raakte ik in paniek. Wat moest ik doen? Haar vasthouden voelde onnatuurlijk, alsof ik een taal probeerde te spreken die ik nooit geleerd had.
‘Ik heb het geprobeerd, Anne,’ zei ik zachtjes. ‘Maar het lukte me niet.’
Ze knikte langzaam. ‘Ik weet het ergens wel, mam. Maar het doet nog steeds pijn.’
De stilte die volgde was zwaarder dan lood.
‘Weet je nog die keer dat ik van mijn fiets viel bij de school?’ vroeg ze ineens. ‘Ik had zo’n pijn aan mijn knie. Juf Marieke tilde me op schoot en hield me vast tot ik stopte met huilen. Toen dacht ik: zo moet het voelen om getroost te worden.’
Mijn hart brak in duizend stukjes. Ik herinnerde me die dag nog goed: hoe ik haar knie ontsmette en een pleister plakte zonder een woord te zeggen.
‘Het spijt me,’ fluisterde ik.
Anne stond op en liep naar het raam. Ze keek naar buiten, naar de grijze lucht boven de stad.
‘Weet je wat het ergste is?’ zei ze zachtjes. ‘Ik merk dat ik hetzelfde doe bij mijn kinderen. Als ze huilen, wil ik ze troosten, maar iets in mij houdt me tegen. Alsof er een muur staat.’
Ik voelde de schaamte branden op mijn wangen.
‘Misschien is het iets wat we hebben meegekregen,’ zei ik voorzichtig.
Ze draaide zich om en keek me aan. ‘Maar we kunnen het toch doorbreken? Of niet?’
Ik wist het niet zeker. De patronen van generaties zijn hardnekkig als onkruid tussen stoeptegels.
‘Wil je… wil je het proberen? Nu?’ vroeg Anne ineens.
Mijn hart sloeg over. Ik voelde me ouder dan ooit, maar ook weer even klein meisje dat hunkerde naar een knuffel van haar moeder die nooit kwam.
Ik stond op, aarzelend, en stak mijn armen uit. Anne stapte naar me toe en sloeg haar armen om me heen. Het voelde onwennig, stijf zelfs in het begin. Maar langzaam ontspanden we allebei.
De tranen kwamen nu wel, warm en zout over mijn wangen.
‘Sorry dat ik het nooit heb gekund,’ snikte ik in haar haar.
‘Het is goed, mam,’ fluisterde ze terug. ‘We leren samen.’
We stonden daar minutenlang, wiegend als twee mensen die elkaar eindelijk gevonden hadden na jaren zoeken in het donker.
Toen we loslieten, glimlachte Anne door haar tranen heen.
‘Misschien moet ik dit ook eens met Eva en Bram proberen,’ zei ze zachtjes.
Ik knikte en voelde voor het eerst in jaren een sprankje hoop.
Die avond lag ik wakker in bed. De regen was opgehouden; alleen het zachte tikken van de klok vulde de kamer.
Waarom is het zo moeilijk om liefde te tonen als je het zelf nooit hebt gekend? Kun je echt veranderen, zelfs na al die jaren?
Misschien zijn sommige vragen bedoeld om samen te beantwoorden.