Waarom kiest mijn moeder altijd voor anderen?
‘Waarom niet, mam? Waarom kun je wel op de kinderen van anderen passen, maar niet op die van mij?’ Mijn stem trilde, ik voelde de tranen branden achter mijn ogen. Mijn moeder keek me aan met die typische, bijna zakelijke blik die ik zo goed kende uit mijn jeugd. ‘Sanne, ik heb mijn hele leven voor kinderen gezorgd. Ik ben moe. Ik wil nu gewoon mijn eigen dingen doen.’
Ik kon het niet geloven. Mijn moeder, Marijke, was jarenlang het hart van het kinderdagverblijf in ons dorp. Iedereen kende haar als de warme, geduldige vrouw die altijd een luisterend oor had voor elk kind dat verdrietig was of een kapotte knie had. Maar toen ik haar vroeg om één middag per week op mijn zoontjes, Lars en Daan, te passen, kreeg ik een resoluut ‘nee’.
Het voelde als verraad. Ik dacht terug aan al die keren dat ze vol liefde vertelde over de kinderen van haar werk. Hoe ze foto’s liet zien van verjaardagsfeestjes en knutselwerkjes die ze samen maakten. ‘Kijk nou, Sanne, wat een schatje hè?’ zei ze dan over een meisje dat ik niet kende. Maar als ik haar vroeg om op haar eigen kleinkinderen te passen, was er altijd een excuus: te druk, te moe, afspraken met vriendinnen.
‘Je begrijpt het niet,’ zei ze die middag in haar keuken terwijl ze thee inschonk. ‘Het is anders met andermans kinderen. Daar zit geen verwachting aan vast. Geen druk.’
‘Maar mam,’ probeerde ik nog, ‘ik heb je nodig. Ik werk vier dagen per week en Bas maakt lange dagen op kantoor. De jongens missen hun oma.’
Ze zuchtte diep en keek uit het raam naar de regen die tegen het glas tikte. ‘Ik ben geen oppas meer, Sanne. Niet voor familie.’
Die woorden bleven dagenlang door mijn hoofd spoken. Niet voor familie. Wat bedoelde ze daarmee? Was ik niet goed genoeg? Waren mijn kinderen niet lief genoeg? Of was er iets mis met mij als moeder?
Ik besloot het aan Bas te vertellen toen hij thuiskwam van zijn werk. Hij legde zijn hand op mijn schouder en zei: ‘Misschien wil ze gewoon haar vrijheid nu ze met pensioen is.’ Maar ik voelde dat het dieper zat. Mijn moeder had altijd afstand gehouden, zelfs toen ik klein was. Ze was er fysiek wel, maar emotioneel leek ze vaak afwezig.
De weken daarna probeerde ik het los te laten, maar elke keer als ik hoorde dat ze weer op een buurmeisje paste of een dagje naar de Efteling ging met het zoontje van een vriendin, voelde het als een steek in mijn hart. Ik begon te twijfelen aan mezelf als dochter en als moeder.
Op een dag besloot ik haar ermee te confronteren. Ik belde haar op en vroeg of we konden praten. Ze stemde toe en nodigde me uit voor koffie.
‘Mam,’ begon ik voorzichtig terwijl ik aan mijn kopje nipte, ‘ik voel me buitengesloten. Alsof je liever tijd doorbrengt met andere kinderen dan met je eigen kleinkinderen.’
Ze keek me lang aan voordat ze antwoordde. ‘Sanne, toen jij klein was, heb ik fouten gemaakt. Ik was jong, onzeker en bang om het verkeerd te doen. Met andere kinderen voelde ik die druk niet. Daar kon ik gewoon mezelf zijn.’
Haar woorden raakten me onverwacht hard. Was dit de reden dat ze altijd zo afstandelijk was geweest? Had ze zich schuldig gevoeld over onze band?
‘Maar mam,’ zei ik zacht, ‘het enige wat ik wil is dat je er bent voor mij en de jongens. Niet perfect, gewoon jezelf.’
Ze veegde ongemakkelijk een pluk haar uit haar gezicht. ‘Ik weet niet of ik dat kan, Sanne. Ik ben bang om weer te falen.’
Voor het eerst zag ik haar kwetsbaarheid. Mijn sterke moeder, altijd in controle, durfde toe te geven dat ze bang was.
De weken daarna veranderde er weinig in de praktijk; ze bleef oppassen op andermans kinderen en kwam alleen langs voor verjaardagen of als er iets te vieren viel. Maar ons gesprek bleef hangen in mijn hoofd.
Op een dag kwam Lars thuis van school met een tekening van oma Marijke. ‘Kijk mam! Dit is oma en ik in het park.’
Ik slikte de brok in mijn keel weg en vroeg: ‘Wanneer zijn jullie samen naar het park geweest?’
‘Dat was met school,’ zei hij blij. ‘Oma was er als vrijwilliger bij.’
Weer voelde ik die pijnlijke steek van jaloezie en verdriet. Waarom kon ze wel tijd maken voor schooluitjes en niet voor ons?
Ik besloot hulp te zoeken bij mijn zusje, Anouk. Zij had geen kinderen en leek altijd beter met onze moeder overweg te kunnen.
‘Misschien moet je haar gewoon laten,’ zei Anouk nuchter toen we samen koffie dronken in haar kleine appartement in Utrecht. ‘Ze is nu eenmaal zo. Je kunt haar niet veranderen.’
Maar ik wilde haar niet laten gaan. Ik wilde begrijpen waarom onze band zo ingewikkeld was.
Op een avond zat ik alleen op de bank terwijl Bas de jongens naar bed bracht. Ik pakte een oud fotoalbum van zolder en bladerde door de vergeelde bladzijden vol herinneringen aan mijn jeugd: vakanties in Zeeland, verjaardagsfeestjes met slingers door de woonkamer, Sinterklaasavonden vol spanning.
Op elke foto stond mijn moeder erbij – lachend, zorgzaam – maar nu zag ik ook iets anders: een zekere afstand in haar blik, alsof ze er nooit helemaal bij hoorde.
Ik besloot haar een brief te schrijven waarin ik alles opschreef wat ik voelde: mijn frustratie, mijn verdriet, mijn verlangen naar verbinding.
‘Lieve mam,
Ik weet dat we elkaar soms niet begrijpen. Ik voel me vaak buitengesloten en vraag me af waarom je liever voor anderen zorgt dan voor ons. Misschien ben ik te hard geweest in mijn oordeel, misschien begrijp ik je niet goed genoeg. Maar ik wil niets liever dan samen met jou herinneringen maken voor mijn kinderen – jouw kleinkinderen – zodat zij later kunnen zeggen: “Oma was er altijd.”’
Ik legde de brief bij haar in de brievenbus en wachtte gespannen op een reactie.
Een week later stond ze onverwacht voor de deur met tranen in haar ogen.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.
We gingen samen aan tafel zitten en ze pakte mijn hand vast.
‘Sanne,’ begon ze schor, ‘ik heb je brief gelezen en het spijt me dat je je zo voelt. Ik weet niet goed hoe ik een goede oma moet zijn… Maar misschien kunnen we het samen proberen?’
Die woorden waren alles waar ik op gehoopt had.
Vanaf dat moment veranderde er langzaam iets tussen ons. Ze kwam vaker langs – soms nog wat onwennig – maar ze begon kleine dingen te doen met Lars en Daan: samen koekjes bakken, naar de speeltuin gaan of gewoon een boekje lezen op de bank.
Het was geen sprookje; soms viel ze terug in oude patronen en trok zich weer terug achter haar muur van afstandelijkheid. Maar nu wist ik dat het niet lag aan mij of aan mijn kinderen – het was haar eigen onzekerheid waar ze mee worstelde.
Soms vraag ik me nog steeds af: waarom is liefde binnen families soms zoveel ingewikkelder dan liefde voor vreemden? En hoe kunnen we elkaar echt leren begrijpen zonder elkaar kwijt te raken?