Waarom Kozen Mijn Zoon en Zijn Vrouw Nu Voor Een Kind?
‘Waarom nu, Daan? Waarom een kind als je nooit thuis bent?’ Mijn stem trilt, maar ik kan het niet laten. We zitten aan de keukentafel in hun nieuwbouwappartement in Utrecht, het zonlicht valt scherp op de witte tegels. Daan kijkt me aan, zijn blik moe maar vastberaden. ‘Mam, het is gewoon zo gelopen. We wilden altijd kinderen, en nu… het voelde goed.’
‘Goed?’ herhaal ik, mijn handen om mijn kopje thee geklemd. ‘Je bent nooit thuis. En Sophie werkt nog meer dan jij. Wie voedt dat kind op? De oppas?’
Daan zucht diep. ‘Mam, het is niet meer zoals vroeger. Iedereen werkt. We hebben een fantastische nanny gevonden, ze heet Marieke. Ze is lief en professioneel.’
Ik voel hoe mijn hart zich samenknijpt. Een fantastische nanny. Alsof dat hetzelfde is als een moeder of vader. Ik kijk naar Sophie, die zwijgend haar telefoon checkt. Haar buik is al zichtbaar onder haar strakke jurk. Ze kijkt niet op.
‘Sophie, wat vind jij ervan?’ vraag ik voorzichtig.
Ze kijkt op, haar ogen koel. ‘We hebben hier goed over nagedacht, Ingrid. Het is onze keuze. We willen het beste voor ons kind én voor onszelf.’
Ik slik. Het beste voor zichzelf. Is dat niet precies het probleem? Ik herinner me hoe ik vroeger alles liet vallen voor Daan en zijn zusje Marieke – ja, mijn kleindochter zal naar haar tante vernoemd worden, ironisch genoeg. Mijn man werkte lange dagen in de haven van Rotterdam, ik was thuis, altijd bereikbaar, altijd klaar om te troosten of te luisteren.
‘Het is gewoon…’ begin ik, maar Daan onderbreekt me.
‘Mam, de tijden zijn veranderd. Jij had die keuze misschien, maar wij niet.’
‘Jullie verdienen samen meer dan genoeg om minder te werken,’ zeg ik zacht.
Sophie rolt met haar ogen. ‘Het gaat niet alleen om geld, Ingrid. Ik wil mijn carrière niet opgeven.’
De stilte die volgt is zwaar en ongemakkelijk. Ik voel me oud en ouderwets, maar ook boos en verdrietig. Waarom willen ze een kind als ze er nauwelijks zullen zijn?
Die avond lig ik wakker in mijn kleine appartement in Amersfoort. De regen tikt tegen het raam. Ik denk aan mijn eigen moeder, hoe zij altijd zei: ‘Kinderen zijn je leven.’ Heb ik het verkeerd gedaan? Of zijn zij het die iets missen?
De weken gaan voorbij. Sophie bevalt van een meisje: Marieke. Ik sta in het ziekenhuis naast haar bed, kijkend naar dat kleine bundeltje in haar armen. Sophie glimlacht moeizaam naar me.
‘Wil je haar vasthouden?’ vraagt ze.
Ik knik en neem Marieke voorzichtig over. Ze ruikt naar melk en iets ondefinieerbaars zachts. Mijn hart smelt, ondanks alles.
‘Ze lijkt op jou,’ fluister ik tegen Daan.
Hij glimlacht trots, maar zijn telefoon trilt alweer op tafel. ‘Sorry mam, even iets van werk.’
Ik kijk naar Sophie, die haar ogen sluit en diep ademhaalt.
De eerste maanden zie ik Marieke vooral via foto’s in de familie-app. Marieke met de nanny in het park. Marieke in de kinderwagen bij de oppas thuis. Daan en Sophie op zakenreis in Londen, een selfie met een glas wijn.
Op een dag bel ik onverwacht aan bij hun huis. Marieke huilt binnen, de nanny doet open met een vermoeide glimlach.
‘Ze mist haar ouders,’ zegt ze zacht.
Ik neem Marieke op schoot en wieg haar zachtjes heen en weer. ‘Rustig maar meisje,’ fluister ik.
Als Daan thuiskomt die avond, kijkt hij verbaasd dat ik er ben.
‘Mam, je had toch kunnen bellen?’
‘Ik wilde gewoon even kijken hoe het ging,’ zeg ik.
Hij zucht en ploft neer op de bank. ‘Het is zwaar,’ geeft hij toe.
‘Misschien… misschien moet je minder werken?’ stel ik voorzichtig voor.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat kan niet mam. We hebben verplichtingen.’
‘Maar je dochter heeft je nodig.’
Hij kijkt weg.
De maanden verstrijken en ik word steeds vaker gevraagd om op te passen als de nanny ziek is of Sophie weer eens moet overwerken. Ik doe het met liefde, maar elke keer als ik Marieke in mijn armen houd, voel ik een steek van verdriet om wat ze mist: haar ouders dichtbij.
Op een dag barst het conflict echt los tijdens een familiediner bij mij thuis. Mijn dochter Marloes is er ook bij met haar gezin – zij werkt parttime en is altijd thuis als haar kinderen uit school komen.
‘Daan,’ zegt Marloes plotseling fel, ‘waarom heb je eigenlijk een kind genomen als je er nooit bent?’
Sophie’s gezicht vertrekt van woede. ‘Dat is onze zaak!’
‘Nee,’ zeg ik zacht maar beslist, ‘het is ook mijn zaak als oma.’
Daan staat op, zijn stoel schuift hard over de vloer. ‘Jullie snappen het niet! Jullie weten niet hoe het is om altijd te moeten presteren!’
‘Misschien niet,’ zegt Marloes kalm, ‘maar kinderen hebben hun ouders nodig.’
Sophie barst in tranen uit en rent naar buiten.
Die avond belt Daan me op.
‘Mam… ik weet het niet meer,’ zegt hij zachtjes.
‘Wat weet je niet meer?’ vraag ik voorzichtig.
‘Of we dit wel kunnen… of we wel goede ouders zijn.’
Mijn hart breekt een beetje voor hem. ‘Je hoeft niet perfect te zijn,’ zeg ik zachtjes. ‘Maar je moet er wel zijn.’
Er volgt een lange stilte aan de andere kant van de lijn.
Langzaam verandert er iets. Daan vraagt minder overuren aan; Sophie neemt ouderschapsverlof op na een burn-out op haar werk. Ze vragen mij vaker om hulp – niet alleen als oppas, maar ook als luisterend oor.
Op een dag zit ik met Marieke op schoot in het park terwijl Daan naast me zit op het bankje.
‘Dank je mam,’ zegt hij plotseling zachtjes.
Ik kijk hem aan en zie eindelijk rust in zijn ogen.
‘We proberen het anders te doen,’ zegt hij schor.
Ik knik alleen maar en kijk naar mijn kleindochter die lacht naar de eendjes in de vijver.
Soms vraag ik me af: hebben we als maatschappij niet te veel opgeofferd voor succes? Wat betekent het eigenlijk om er echt te zijn voor je kind? Misschien heb ik geen antwoorden – maar ik weet wel dat liefde tijd nodig heeft om te groeien.