“Waarom zie je niet dat hij niet goed voor je is?” – Hoe ik mijn moeder moest loslaten om mezelf te vinden

“Waarom zie je niet dat hij niet goed voor je is?” De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd, terwijl ik met trillende handen de telefoon neerleg. Het is de derde keer deze week dat ze me belt, en elke keer draait het gesprek uit op een verwijt, een waarschuwing, een subtiele dreiging. Ik kijk naar mijn man, Jeroen, die in de keuken staat en met zijn rug naar me toe koffie zet. Hij weet het. Hij voelt het. De spanning tussen mij en mijn moeder hangt als een mist in ons huis.

“Gaat het?” vraagt Jeroen zachtjes, zonder zich om te draaien.

Ik slik. “Ze zegt… ze zegt dat jij me niet gelukkig maakt.”

Hij zucht. “Dat zegt ze altijd.”

Ik weet dat hij gelijk heeft. Maar waarom doet het dan zo’n pijn? Waarom voel ik me verscheurd tussen de vrouw die mij het leven gaf en de man met wie ik het wil delen?

Mijn naam is Sanne van Dijk. Ik ben 34 jaar, opgegroeid in een rijtjeshuis in Amersfoort, enig kind van een moeder die alles wist en een vader die zich meestal stilhield. Mijn jeugd was gevuld met haar stem: “Sanne, doe je jas dicht.” “Sanne, eet je bord leeg.” “Sanne, dat meisje is geen goede vriendin voor je.”

Ik dacht altijd dat ze het beste met me voor had. En misschien was dat ook zo. Maar ergens onderweg werd haar liefde verstikkend. Toen ik op de middelbare school zat en verliefd werd op Bas – een jongen met een leren jas en een brommer – verbood ze me hem te zien. “Hij brengt je alleen maar ellende,” zei ze. Ik luisterde. Altijd luisterde ik.

Tot ik Jeroen ontmoette op de universiteit in Utrecht. Hij was anders: rustig, bedachtzaam, met een zachte glimlach en ogen die alles leken te begrijpen. Mijn moeder vond hem maar saai. “Hij heeft geen ambitie,” zei ze. “Je verdient beter.” Maar voor het eerst in mijn leven voelde ik dat ík mocht kiezen.

De eerste jaren van ons huwelijk waren gelukkig, maar haar stem bleef aanwezig. Ze belde elke dag. Soms meerdere keren per dag. “Heb je wel genoeg gegeten?” “Waarom heb je nog steeds geen kinderen?” “Jeroen werkt wel erg veel, vind je niet?”

Op een dag kwam ik thuis van mijn werk – ik ben docent Nederlands op een middelbare school – en vond Jeroen zwijgend aan tafel. Zijn handen trilden om zijn koffiekopje.

“Ze heeft me gebeld,” zei hij zacht.

Mijn hart sloeg over. “Wat?”

“Je moeder. Ze zei… ze zei dat ik jou niet gelukkig maak. Dat ik je tegenhoud.”

Ik voelde hoe de grond onder mijn voeten verdween. “Dat mag ze niet doen,” fluisterde ik.

Maar ze deed het wel. Steeds vaker probeerde ze tussen ons in te komen. Ze nodigde me uit voor ‘gezellige’ lunches waar ze alleen maar klaagde over Jeroen. Ze stuurde appjes met screenshots van artikelen over ‘giftige relaties’. Ze vroeg of ik wel zeker wist dat ik gelukkig was.

Op een avond barstte de bom. We zaten samen op de bank toen mijn telefoon weer ging: ‘Mama’. Jeroen stond op, liep naar de slaapkamer en sloot de deur achter zich.

Ik nam op.

“Waarom neem je zo laat op? Ben je weer met hem bezig?” Haar stem was scherp.

“Mam, kun je alsjeblieft ophouden? Ik hou van Jeroen.”

Ze snuift. “Je weet niet wat liefde is, Sanne. Je laat je gebruiken.”

Iets brak in mij. “Nee, mam. Jij gebruikt míj.”

Het bleef even stil aan de andere kant.

“Wat bedoel je daarmee?”

“Ik ben geen kind meer. Je hoeft me niet te beschermen tegen alles wat jij niet begrijpt.”

Ze begon te huilen. “Dus nu ben ík de slechte? Na alles wat ik voor je heb gedaan?”

Die nacht sliep ik nauwelijks. Jeroen hield me vast, maar ik voelde me leeg en schuldig. Hoe kon ik kiezen tussen mijn moeder en mijn man?

De weken daarna probeerde ik afstand te nemen. Ik nam minder vaak op, reageerde later op haar berichten. Ze werd boos, stuurde lange appjes vol verwijten: ‘Je laat me in de steek.’ ‘Je kiest voor hem.’ ‘Je bent niet meer mijn dochter.’

Ik huilde veel die tijd. Op school merkte mijn collega Marieke het op.

“Gaat het wel met je?” vroeg ze tijdens de pauze.

“Ik weet het niet meer,” zei ik eerlijk.

Ze legde haar hand op mijn arm. “Soms moet je jezelf kiezen, Sanne.”

Langzaam begon ik te begrijpen wat ze bedoelde. Mijn hele leven had ik geleefd naar de verwachtingen van mijn moeder. Mijn vriendschappen, mijn studie – zelfs mijn kledingkeuze werd door haar goedgekeurd of afgekeurd.

Op een zondagmiddag nodigde ik haar uit voor koffie bij ons thuis. Jeroen was er ook bij.

Ze kwam binnen met haar bekende air van controle: keurige mantelpakje, handtas strak tegen haar zij gedrukt.

“Dus,” begon ze meteen, “hoe gaat het nu écht tussen jullie?”

Jeroen keek haar recht aan. “We zijn gelukkig samen.”

Ze lachte schamper. “Dat zie ik niet.”

Ik voelde woede in me opborrelen – een nieuwe kracht die ik nog niet kende.

“Mam,” zei ik rustig maar vastberaden, “ik wil dat je stopt met oordelen over ons huwelijk.”

Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst zag.

“Ik doe dit alleen maar omdat ik van je hou,” fluisterde ze.

“Ik weet het,” zei ik zachtjes. “Maar jouw liefde voelt als controle.”

Ze stond abrupt op, pakte haar tas en liep zonder iets te zeggen de deur uit.

De stilte die achterbleef was oorverdovend.

De dagen daarna hoorde ik niets van haar. Geen telefoontjes, geen appjes – alleen stilte. Het deed pijn, maar tegelijkertijd voelde ik ruimte ontstaan in mijn hoofd en hart.

Jeroen en ik begonnen weer samen te lachen om kleine dingen: een mislukte ovenschotel, onze kat die achter zijn staart aanzat, wandelingen door het bos bij Soestduinen zonder haast of schuldgevoel.

Langzaam keerde de rust terug in ons huis – en in mijzelf.

Na een paar weken stuurde mijn moeder een kort berichtje: ‘Het spijt me.’ Meer niet.

Ik antwoordde: ‘Ik hou van je, maar ik moet ook van mezelf houden.’

We zien elkaar nu minder vaak, bellen hooguit eens per week. De gesprekken zijn oppervlakkiger, maar ook veiliger geworden.

Soms mis ik haar nabijheid – de vanzelfsprekendheid waarmee zij altijd alles wist en regelde. Maar vaker voel ik trots: op mezelf, op Jeroen, op onze liefde die sterker bleek dan haar angst om mij kwijt te raken.

Nu vraag ik me af: hoeveel van ons leven laten we bepalen door anderen? En wanneer durven we eindelijk te kiezen voor ons eigen geluk?