Wanneer thuis geen toevlucht is: Het verhaal van een Nederlandse moeder

‘Je hebt de aardappels weer te lang gekookt, Marjolein. Hoe moeilijk kan het zijn?’ De stem van mijn schoonmoeder, Ans, snijdt door de keuken als een mes. Ik voel mijn wangen gloeien terwijl ik het deksel van de pan til. Mijn man, Jeroen, zit zwijgend aan tafel, zijn blik op zijn telefoon gericht.

‘Misschien moet je het recept eens opschrijven,’ voegt Ans eraan toe, haar mondhoeken omhoog in een glimlach die allesbehalve vriendelijk is.

Ik slik. ‘Ik doe mijn best, Ans. Iedereen maakt wel eens een fout.’

‘Ja, maar jij maakt ze wel erg vaak,’ zegt ze zacht, maar hard genoeg dat Jeroen het kan horen. Hij kijkt niet op. Ik voel me kleiner worden, alsof ik langzaam verdwijn tussen de keukenkastjes.

’s Avonds, als Ans eindelijk naar huis is, probeer ik met Jeroen te praten. ‘Vind je echt dat ik alles verkeerd doe?’ vraag ik voorzichtig.

Hij zucht. ‘Je weet hoe mijn moeder is. Ze bedoelt het goed. Misschien kun je inderdaad wat meer je best doen.’

Die woorden blijven hangen, als een koude mist die niet optrekt. Ik lig wakker in bed, luisterend naar het zachte gesnurk van Jeroen. Mijn gedachten razen: Ben ik echt zo’n slechte moeder? Zo’n slechte vrouw?

De volgende ochtend probeer ik extra mijn best te doen. De kinderen, Lotte en Bram, zijn druk met hun ontbijt. Lotte morst melk over haar pyjama.

‘Mama, kijk nou!’ roept ze.

Voordat ik kan reageren, zegt Jeroen: ‘Zie je nou? Je let weer niet op.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen, maar ik slik ze weg. Ik wil niet huilen waar de kinderen bij zijn.

Op schoolplein sta ik tussen de andere moeders. Ze lijken allemaal zo zeker van zichzelf. Ik hoor ze praten over hockeytrainingen en weekendjes weg naar Texel. Ik voel me een buitenstaander, alsof ik een rol speel in een toneelstuk waar ik de tekst niet van ken.

Thuis probeer ik met Lotte te knutselen, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar Ans’ woorden. Lotte merkt het.

‘Mama, ben je boos?’ vraagt ze zacht.

Ik schrik op. ‘Nee lieverd, mama is gewoon een beetje moe.’

’s Avonds aan tafel is het weer raak. Ans komt eten en keurt alles af: de soep is te zout, het vlees te droog. Jeroen zegt niets. Bram laat zijn vork vallen en begint te huilen.

‘Zie je nou wat je doet?’ zegt Ans. ‘Je maakt iedereen nerveus.’

Na het eten ruim ik alleen op. In de keuken hoor ik Jeroen en Ans lachen in de woonkamer. Ik voel me onzichtbaar.

Later die week probeer ik met Jeroen te praten over hoe ik me voel.

‘Ik weet niet of ik dit nog lang volhoud,’ zeg ik zacht.

Hij kijkt me aan, zijn ogen moe. ‘Je overdrijft weer, Marjolein. Iedereen heeft wel eens wat.’

Ik wil schreeuwen dat dit niet gewoon is, dat het pijn doet om elke dag bekritiseerd te worden in je eigen huis. Maar de woorden blijven steken in mijn keel.

Op een dag belt mijn moeder. ‘Hoe gaat het met je?’ vraagt ze.

Ik barst in tranen uit. Alles komt eruit: de kritiek, het gevoel tekort te schieten, de eenzaamheid.

‘Lieverd,’ zegt ze zacht, ‘je bent goed genoeg zoals je bent. Laat niemand je anders doen geloven.’

Die woorden geven me voor het eerst in maanden een beetje lucht.

’s Nachts lig ik wakker en denk na over wat ik wil. Wil ik zo doorgaan? Wil ik dat mijn kinderen opgroeien in een huis vol spanning?

De volgende ochtend besluit ik iets te veranderen. Als Ans weer kritiek heeft op het eten, kijk ik haar recht aan.

‘Ans, ik waardeer je mening, maar dit is mijn huis en mijn gezin. Als je niet tevreden bent met het eten, mag je gerust thuis blijven.’

Er valt een stilte. Jeroen kijkt geschrokken op van zijn bord.

Ans perst haar lippen op elkaar en zegt niets meer tijdens het eten.

Na afloop zegt Jeroen: ‘Dat was niet nodig.’

‘Voor mij wel,’ zeg ik rustig. ‘Ik wil niet langer zo leven.’

Het blijft dagenlang stil tussen ons. Maar langzaam merk ik dat er iets verandert. Ans komt minder vaak langs. Jeroen helpt vaker in huis en lijkt meer aandacht te hebben voor de kinderen – en voor mij.

Het is geen sprookje; we hebben nog steeds onze ruzies en moeilijke momenten. Maar voor het eerst voel ik dat ik besta in mijn eigen huis.

Soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen voelen zich net als ik onzichtbaar in hun eigen gezin? En wanneer is het moment gekomen om voor jezelf op te komen? Misschien is nu wel het moment om elkaar daarin te steunen.