Zand tussen mijn tenen, zorgen in mijn hoofd: Een zomer met mijn schoonfamilie

‘Waarom kijk je zo moeilijk, Eva?’ De stem van mijn schoonmoeder, Truus, snijdt door het geluid van de golven. Ik staar naar de zee, mijn voeten diep in het koele zand van Domburg, maar haar vraag haalt me ruw terug naar de werkelijkheid. ‘Niks hoor, gewoon moe,’ mompel ik, terwijl ik probeer te glimlachen. Maar Truus laat zich niet zomaar afschepen. ‘Je bent altijd zo stil als je met ons bent. Je moet wat meer genieten, meid!’

Genieten. Dat woord klinkt als een grap. Sinds we hier zijn, voel ik me allesbehalve ontspannen. Mijn man, Jeroen, is al sinds dag één verdwenen met zijn broer naar het strandpaviljoen om te surfen en bier te drinken. Ik blijf achter met Truus en haar eindeloze commentaar: over hoe ik de aardappels schil, hoe ik mijn dochtertje Fleur aankleed, zelfs over hoe ik mijn handdoek ophang.

‘Eva, kun je even helpen met de boodschappen?’ vraagt Truus terwijl ze haar zonnebril op haar hoofd duwt. Ik knik en sta op, het zand plakt aan mijn benen. In de supermarkt voel ik haar ogen in mijn rug prikken als ik goedkope pastasaus pak in plaats van die dure biologische variant die zij altijd koopt. ‘Ach meisje, je moet niet altijd op de kleintjes letten,’ zegt ze met een zucht. Maar zij weet niet dat Jeroen en ik deze vakantie nauwelijks konden betalen.

Het was Jeroen die me overhaalde om mee te gaan. ‘Het wordt gezellig, Eva! Even eruit met z’n allen. Mam betaalt het huisje.’ Maar wat hij niet zei, was dat alles eromheen – boodschappen, uitjes, ijsjes voor Fleur – op onze rekening zou komen. En dat Truus bij elk bonnetje haar wenkbrauwen optrekt.

’s Avonds aan tafel barst de bom. Truus schuift haar bord weg en kijkt me aan. ‘Weet je, Eva, ik snap niet waarom je altijd zo gespannen bent. Je hebt een lieve man, een prachtig kind… Waarom kun je niet gewoon gelukkig zijn?’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Jeroen kijkt weg. Zijn broer Bas lacht ongemakkelijk. Fleur prikt in haar aardappelpuree. ‘Misschien omdat het allemaal een beetje veel is,’ zeg ik zacht.

‘Veel? Je hoeft toch alleen maar een beetje te helpen? Vroeger deed ik alles zelf hoor, zonder te klagen.’

Die nacht lig ik wakker op het harde matras van het vakantiehuisje. Jeroen snurkt naast me. Ik denk aan onze lege spaarrekening, aan de ruzies thuis over geld, aan hoe ik altijd degene ben die zich aanpast. Ik wil schreeuwen, maar ik slik het in.

De volgende ochtend probeer ik met Fleur naar het strand te gaan, alleen wij tweeën. Maar Truus staat al klaar met haar strandtas. ‘Ik ga wel mee, gezellig!’ Ze praat onafgebroken over vroeger, over hoe Jeroen als kind nooit wilde zwemmen en hoe Bas altijd zo’n makkelijke jongen was.

‘Mam, laat Eva nou even,’ zegt Jeroen eindelijk als hij ons vindt bij de strandtent. Maar Truus trekt zich er niets van aan. ‘Ach jongen, ik probeer alleen maar te helpen.’

Op dag vijf is het geld echt op. Ik durf het niet tegen Jeroen te zeggen. In de supermarkt reken ik af met mijn laatste tientje en hoop dat niemand het merkt als ik geen ijsjes voor Fleur koop.

’s Avonds hoor ik Truus tegen Jeroen fluisteren in de keuken: ‘Ze is zo afstandelijk deze vakantie… Misschien had ze beter thuis kunnen blijven.’

Als we thuiskomen ben ik kapot. De was stapelt zich op, Fleur is verkouden en Jeroen doet alsof alles normaal is. Maar ik voel me leeg en boos tegelijk.

Nu is het bijna zomer en Jeroen begint er weer over: ‘Mam wil graag dat je meegaat naar Texel dit jaar.’

Mijn hart slaat over. ‘Ik weet niet of ik dat trek,’ zeg ik voorzichtig.

‘Kom op Eva, het is maar één weekje.’

Maar voor mij voelt het als een eeuwigheid.

Ik zit op de bank en kijk naar buiten, waar de regen tegen het raam tikt. Fleur speelt met haar poppen op het kleed. Ik denk aan vorig jaar: aan het zand tussen mijn tenen en de zorgen in mijn hoofd.

Waarom voelt familie soms als een verplichting in plaats van een warm nest? Moet je altijd blijven geven tot je niets meer over hebt? Of mag je ook eens kiezen voor jezelf?

Wat zouden jullie doen?