Alleen, maar niet eenzaam: Het verhaal van Pieter van 54

‘Dus je gaat het gewoon nooit meer proberen, Pieter?’ De stem van mijn zus Marloes trilt lichtjes. Ze kijkt me aan over de rand van haar wijnglas, haar ogen vol verwachting en een vleugje teleurstelling.

Ik zucht. ‘Waarom moet ik altijd uitleggen dat ik gelukkig ben zoals het nu is? Alsof alleen zijn per definitie zielig is.’

‘Dat zeg ik niet,’ verdedigt Marloes zich, ‘maar je bent pas 54. Je hebt nog zoveel te geven. En er zijn genoeg vrouwen van jouw leeftijd die ook een maatje zoeken. Kijk naar Anja, die vriendin van mij, ze is 45 en—’

‘Nee, Marloes. Niet weer Anja,’ onderbreek ik haar. Mijn stem klinkt scherper dan bedoeld. ‘Ik weet dat je het goed bedoelt, maar ik heb geen behoefte aan een nieuwe relatie. Echt niet.’

Ze zwijgt even en draait haar ring om haar vinger. ‘Je was vroeger zo anders. Na je scheiding ben je veranderd.’

Ze heeft gelijk. Na mijn scheiding met Karin, nu alweer acht jaar geleden, is er iets in mij geknakt. De ruzies, het eindeloze getouwtrek om de kinderen, de stilte in huis als ze bij haar waren… Het heeft me uitgeput. Ik heb mezelf opnieuw moeten uitvinden in een wereld die niet gemaakt lijkt voor mensen die alleen willen zijn.

Mijn vrienden begrijpen het ook niet altijd. Vorige week nog zat ik met mijn beste vriend Bas op het terras bij De Zwaan.

‘Piet, je bent een knappe vent. Je hebt een goede baan, een leuk huis in Utrecht… Waarom zou je niet gewoon weer daten?’

Ik nam een slok van mijn bier en keek naar de mensen op straat. ‘Omdat ik eindelijk rust heb gevonden, Bas. Geen discussies meer over wie de afwas doet, geen verwachtingen waar ik niet aan kan voldoen. Ik hoef alleen maar rekening te houden met mezelf.’

Bas lachte schamper. ‘Dat klinkt wel heel egoïstisch, ouwe.’

‘Misschien,’ gaf ik toe. ‘Maar na alles wat er is gebeurd… Ik kan het gewoon niet meer opbrengen om mezelf weer open te stellen.’

De waarheid is dat ik soms wel verlang naar gezelschap. Vooral op zondagochtend, als het huis stil is en de vogels buiten fluiten. Dan denk ik aan vroeger, aan de tijd dat Karin en ik samen koffie dronken aan de keukentafel terwijl de kinderen nog sliepen.

Maar die tijd komt niet meer terug. Mijn kinderen zijn volwassen nu; Lotte studeert in Groningen en Sven woont samen in Amersfoort. Ze komen nog wel eens langs, maar hun leven draait niet meer om mij.

‘Pap, waarom ga je niet gewoon weer daten?’ vroeg Lotte laatst toen ze haar was kwam brengen.

‘Omdat ik daar geen zin in heb,’ antwoordde ik kortaf.

Ze keek me onderzoekend aan. ‘Ben je dan niet eenzaam?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Eenzaamheid is iets anders dan alleen zijn, Lot.’

Ze knikte langzaam, maar ik zag dat ze het niet begreep.

De druk van buitenaf is groot. Op verjaardagen krijg ik steevast dezelfde vragen: ‘Heb je al iemand ontmoet?’ of ‘Wanneer ga je weer eens op vakantie met een leuke vrouw?’ Soms lach ik het weg, soms word ik boos.

Het dieptepunt kwam vorig jaar tijdens kerst bij mijn ouders thuis in Amersfoort. Mijn moeder had Anja uitgenodigd zonder het mij te vertellen.

‘Verrassing!’ riep ze toen Anja binnenkwam met een schaal zelfgebakken koekjes.

Ik voelde de woede opborrelen. ‘Mam, waarom doe je dit?’

Ze keek me gekwetst aan. ‘Je moet toch verder met je leven, jongen.’

Anja probeerde het ongemak te doorbreken met een grapje, maar ik kon alleen maar denken aan hoe weinig mensen begrijpen wat het betekent om bewust voor jezelf te kiezen.

Na het eten ben ik vroeg vertrokken. In de auto barstte ik in huilen uit. Niet omdat ik alleen was, maar omdat niemand leek te accepteren dat dat oké is.

De maanden daarna heb ik veel nagedacht over wat ik wil. Ik heb boeken gelezen over zelfacceptatie, ben gaan wandelen in de bossen bij Soestduinen en heb zelfs een cursus mindfulness gevolgd.

Langzaam begon ik vrede te sluiten met mijn situatie. Ik ontdekte dat stilte niet hetzelfde is als leegte; dat mijn huis geen gevangenis is maar een plek waar ik mezelf mag zijn.

Toch blijft het knagen als mensen blijven aandringen. Alsof mijn leven pas waardevol is als er iemand naast me ligt in bed.

Afgelopen week kwam Bas weer langs.

‘Piet, weet je zeker dat je dit wilt? Je hebt nog zoveel jaren voor je.’

Ik keek hem aan en voelde voor het eerst geen twijfel meer.

‘Ja Bas,’ zei ik zacht. ‘Voor het eerst in jaren voel ik me vrij.’

Hij knikte langzaam en sloeg me op mijn schouder.

Misschien zal ik ooit weer iemand tegenkomen die mijn hart sneller laat kloppen. Misschien ook niet. Maar voor nu kies ik voor mezelf.

Is dat egoïstisch? Of is het juist moedig om tegen alle verwachtingen in trouw te blijven aan wie je bent?

Wat denken jullie? Is alleen zijn echt zo erg als iedereen zegt, of zit er kracht in het kiezen voor jezelf?