Mijn beste vriendin, mijn grootste vergissing: een verhaal over vertrouwen en verraad

‘Hoe kun je dit van me vragen, Marieke? Weet je wel wat je zegt?’ Mijn stem trilde terwijl ik haar aankeek, haar blauwe ogen die altijd zo vertrouwd hadden geleken, nu koud en afstandelijk. Het was een regenachtige donderdagavond in Utrecht, de stad waar we samen waren opgegroeid, waar onze vriendschap ooit begon. Mijn handen klemden zich om de rand van de keukentafel, alsof ik me daaraan vast moest houden om niet om te vallen.

Marieke haalde haar schouders op. ‘Je overdrijft, Anneke. Het is maar geld. Je weet toch dat ik het teruggeef zodra ik mijn salaris heb.’

Maar dit was niet de eerste keer. En ergens diep vanbinnen wist ik dat het ook niet de laatste keer zou zijn. Ik had altijd gedacht dat een beste vriendin een anker was, iemand die je overeind hield als alles om je heen instortte. Maar nu voelde het alsof ik langzaam aan het zinken was, en zij stond erbij te kijken.

We leerden elkaar kennen op de universiteit van Utrecht, eerstejaars psychologie. Marieke was alles wat ik niet was: spontaan, luidruchtig, altijd het middelpunt van de aandacht. Ik was verlegen, hield me liever op de achtergrond. Maar zij trok me mee in haar wereld, liet me lachen, gaf me het gevoel dat ik er mocht zijn. We studeerden samen tot diep in de nacht, deelden liefdesverdriet en dromen over de toekomst. Toen mijn vader overleed aan een hartaanval, was zij degene die naast me zat tijdens de begrafenis, haar hand stevig in de mijne geklemd.

Na onze studie verhuisden we samen naar een klein appartement aan de Oudegracht. We begonnen aan onze eerste banen – zij als maatschappelijk werker, ik als docent Nederlands op een middelbare school. Het leven leek eenvoudig toen: werken, samen koken, uitgaan op vrijdagavond. We deelden alles – zelfs onze geheimen.

Maar langzaam veranderde er iets. Marieke had altijd geldproblemen. Eerst dacht ik dat het kwam door haar lage salaris en haar dure smaak. Ze kocht merkkleding, ging vaak uit eten, en als ze weer eens krap zat, leende ze geld van mij. ‘Je krijgt het echt terug,’ zei ze dan altijd met die ontwapenende glimlach.

Ik geloofde haar. Want dat doe je als je iemand vertrouwt.

Toen ontmoette ik Jeroen. Hij was rustig, betrouwbaar – het tegenovergestelde van Marieke eigenlijk. We werden verliefd, verhuisden samen naar een huisje in Leidsche Rijn en kregen twee kinderen: Sophie en Bram. Marieke bleef komen, bleef lenen. Soms vergat ze verjaardagen van de kinderen of kwam ze te laat op familiefeesten. Jeroen vond haar onbetrouwbaar. ‘Ze gebruikt je,’ zei hij vaak. Maar ik verdedigde haar altijd.

Tot die avond in november.

Ik had net mijn baan verloren door bezuinigingen op school. Jeroen werkte overuren om ons gezin draaiende te houden. Ik voelde me schuldig en machteloos. Toen ontdekte ik dat er geld miste van onze gezamenlijke rekening – geld dat bedoeld was voor de huur en boodschappen.

‘Jij hebt toch niet…?’ vroeg ik voorzichtig aan Jeroen.

Hij keek me gekwetst aan. ‘Denk je echt dat ik zoiets zou doen?’

Ik wist het antwoord al voordat hij het uitsprak.

De volgende dag confronteerde ik Marieke. Ze ontkende eerst alles, maar toen ik haar de bankafschriften liet zien – overboekingen naar haar rekening, steeds kleine bedragen – brak ze.

‘Ik had het nodig, Anneke! Je begrijpt niet hoe zwaar ik het heb!’ Haar stem sloeg over van woede en verdriet.

‘Waarom heb je niets gezegd? Waarom heb je niet gewoon om hulp gevraagd?’ Mijn stem was zacht, bijna smekend.

Ze draaide zich om, keek uit het raam naar de natte straat beneden. ‘Omdat jij altijd alles hebt wat ik niet heb. Een gezin, een huis, stabiliteit… Ik wilde niet weer degene zijn die faalt.’

Die woorden sneden dieper dan alles wat ze ooit had gedaan.

De weken daarna waren een waas van verdriet en woede. Mijn moeder zei: ‘Je moet haar loslaten, Anneke. Sommige mensen zijn niet te redden.’ Maar hoe laat je iemand los die zo’n groot deel van je leven is geweest?

Jeroen probeerde me te steunen, maar tussen ons groeide er afstand. Hij begreep niet waarom ik nog steeds met Marieke bezig was. ‘Ze heeft je bestolen! Denk aan jezelf en aan ons gezin.’

Maar elke avond lag ik wakker en dacht aan vroeger: aan onze studententijd, aan de avonden dat we samen droomden over later. Hoe kon het zo misgaan?

Op een dag stond Marieke ineens voor de deur. Ze zag er slecht uit – wallen onder haar ogen, haar haren onverzorgd.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.

Ik knikte en zette thee voor ons beiden. Ze huilde – echt huilen, zoals alleen iemand kan huilen die alles kwijt is.

‘Het spijt me zo,’ snikte ze. ‘Ik weet niet waarom ik het deed… Ik voelde me zo alleen.’

Ik wilde haar troosten, maar iets in mij was gebroken.

‘Ik kan je niet meer helpen, Marieke,’ zei ik uiteindelijk. ‘Ik moet nu voor mezelf kiezen.’

Ze knikte begrijpend en stond op om te gaan. Bij de deur draaide ze zich nog één keer om.

‘Denk je dat we ooit weer vriendinnen kunnen zijn?’

Ik wist het antwoord niet.

Nu zijn er maanden voorbijgegaan sinds die avond. Soms zie ik haar nog lopen in de stad – altijd alleen, haar blik naar de grond gericht. Ik voel medelijden, maar ook opluchting dat ik eindelijk voor mezelf heb gekozen.

Toch blijft er een leegte achter waar ooit onze vriendschap zat.

Was het naïef om te geloven in onvoorwaardelijke loyaliteit? Of is het juist moedig om los te laten wat je kapotmaakt?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen jezelf en iemand die je alles hebt gegeven?