Wanneer Liefde Sneren Wordt: Mijn Strijd Tegen Spot in Mijn Eigen Huis

‘Serieus Marieke, ga je dat nou echt aantrekken? Je weet toch dat je er niet uitziet in geel?’

De woorden van Bas snijden door de stilte van onze slaapkamer. Ik sta voor de spiegel, mijn handen trillend op de stof van mijn nieuwe blouse. Het is niet de eerste keer dat hij zoiets zegt. Toch voel ik elke keer weer diezelfde steek, alsof hij met zijn opmerkingen een stukje van mijn zelfvertrouwen afsnijdt.

‘Ik vind het gewoon mooi,’ probeer ik zachtjes, maar mijn stem klinkt zwak. Bas lacht schamper. ‘Ach joh, trek wat aan wat bij je past. Je bent geen twintig meer.’

Ik slik en draai me om. Zijn blik is koel, bijna verveeld. Ooit keek hij naar me met ogen vol warmte, nu lijkt het alsof hij alleen nog maar zoekt naar iets om belachelijk te maken. Ik weet niet meer wanneer het precies begon. Misschien na de geboorte van onze tweede dochter, Lotte. Of misschien was het er altijd al, maar zag ik het niet door de roze bril van verliefdheid.

Aan tafel is het niet anders. ‘Heb je weer stamppot gemaakt? Je weet dat je moeder dat veel lekkerder maakt, hè?’ zegt hij hardop, terwijl onze kinderen, Lotte en Joris, giechelen. Ze zijn te jong om te begrijpen wat er gebeurt, maar ik zie hoe Lotte naar me kijkt – haar ogen zoeken bevestiging dat alles oké is.

Na het eten ruim ik op. Bas ploft op de bank met zijn telefoon. Ik hoor hem lachen om iets op zijn scherm, maar als ik binnenkom, kijkt hij me aan met diezelfde spottende blik. ‘Wat kijk je sip, Mariek? Je lijkt wel een natte krant.’

Die avond lig ik wakker naast hem. Zijn ademhaling is diep en regelmatig; hij slaapt al. Mijn gedachten razen. Waarom doet hij zo? Heb ik iets verkeerd gedaan? Ben ik veranderd? Of is hij degene die anders is geworden?

De volgende ochtend probeer ik het gesprek aan te gaan. ‘Bas, waarom maak je altijd van die opmerkingen? Het doet me pijn.’

Hij rolt met zijn ogen. ‘Je moet niet zo gevoelig zijn. Het is gewoon een grapje.’

‘Maar het voelt niet als een grapje,’ zeg ik zacht.

Hij zucht diep en draait zich om naar zijn koffie. ‘Je moet echt leren incasseren, Marieke.’

Op mijn werk bij de bibliotheek probeer ik me te concentreren op het sorteren van boeken, maar de woorden van Bas blijven door mijn hoofd spoken. Mijn collega Anouk merkt mijn afwezigheid op.

‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik twijfel even, maar dan barst ik uit: ‘Ik weet het niet meer, Anouk. Thuis… Bas maakt me altijd belachelijk. Voor de kinderen ook nog.’

Ze legt haar hand op mijn arm. ‘Dat klinkt niet goed, Marieke. Heb je er met hem over gepraat?’

‘Hij zegt dat ik niet zo gevoelig moet zijn.’

Anouk schudt haar hoofd. ‘Dat is geen excuus. Je verdient respect.’

Die woorden blijven hangen als ik ’s avonds thuiskom. Maar zodra ik binnenstap, voel ik de spanning weer in mijn schouders trekken.

‘Kijk eens wie daar is! De boekenwurm!’ roept Bas als ik binnenkom.

Joris lacht hardop mee. ‘Mama is een boekenwurm!’

Ik glimlach flauwtjes naar Joris en loop naar de keuken om eten te maken. Terwijl ik aardappels schil, voel ik tranen prikken achter mijn ogen.

’s Nachts droom ik dat ik wegloop. Dat ik ergens aan zee sta, de wind door mijn haar, niemand die me uitlacht of kleineert. Maar als ik wakker word, lig ik weer naast Bas in ons huis in Amersfoort.

Op een zondagmiddag zitten we bij mijn schoonouders in Soest aan tafel. Bas begint weer: ‘Marieke kan niet koken hoor, mam! Gelukkig hebben we vandaag jouw lasagne.’ Iedereen lacht – behalve mijn schoonmoeder, die me even aankijkt met een blik vol medelijden.

Na het eten help ik haar in de keuken.

‘Gaat het wel goed tussen jullie?’ vraagt ze zacht.

Ik knik snel, maar voel dat ze me doorziet.

‘Je hoeft niet alles te pikken, meisje,’ zegt ze dan.

Thuis probeer ik Bas te vermijden. Ik breng meer tijd door met de kinderen, ga vaker wandelen met Lotte in het park of help Joris met zijn huiswerk. Maar zelfs dan weet Bas me te vinden.

‘Je bent echt zo’n moederkloek geworden,’ zegt hij als hij me ziet knutselen met Lotte.

Op een avond zit ik alleen op de bank als mijn telefoon trilt: een berichtje van Anouk.

‘Wil je morgen samen lunchen?’

Ik aarzel even – Bas vindt het onzin als ik “zomaar” afspreek met vriendinnen – maar stuur toch ja terug.

Tijdens de lunch vertel ik Anouk alles. Over de opmerkingen, de blikken, hoe klein ik me voel.

‘Waarom blijf je?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik weet het niet zeker. Voor de kinderen? Uit angst voor wat mensen zullen zeggen? Omdat ik hoop dat hij verandert?

Anouk pakt mijn hand vast. ‘Je verdient beter dan dit.’

Die avond kijk ik Bas aan terwijl hij tv kijkt en grappen maakt over een vrouw op televisie die “net zo onhandig” is als ik volgens hem.

‘Bas,’ zeg ik ineens hardop.

Hij kijkt verbaasd op.

‘Ik wil dat je stopt met die opmerkingen.’

Hij lacht spottend. ‘Wat ga je doen dan?’

‘Als je niet stopt… dan weet ik niet of dit nog werkt tussen ons.’ Mijn stem trilt, maar ik meen elk woord.

Hij kijkt me aan – voor het eerst echt – en zegt niets.

De dagen daarna is het stil in huis. Bas zegt weinig en als hij iets zegt, is het kortaf. De kinderen merken het ook; Lotte vraagt of papa boos is op mama.

Op een avond komt Bas laat thuis. Hij ruikt naar bier en rookt een sigaret op het balkon – iets wat hij normaal nooit doet.

Als hij binnenkomt, kijkt hij me aan met rode ogen.

‘Weet je wat het is, Marieke?’ zegt hij zachtjes. ‘Ik weet gewoon niet meer hoe… hoe we samen moeten zijn zonder elkaar gek te maken.’

Ik voel tranen opwellen – van verdriet én opluchting omdat hij eindelijk iets toegeeft.

‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ fluister ik.

Hij knikt langzaam.

We gaan samen naar relatietherapie in Utrecht. Het is zwaar; elke sessie voelt als een confrontatie met alles wat misging én alles wat nog goed zou kunnen gaan.

Tijdens een sessie zegt Bas: ‘Ik dacht altijd dat plagen erbij hoorde… Maar nu zie ik hoeveel pijn het doet.’

Het duurt maanden voordat er iets verandert. Soms vervalt hij terug in oude patronen; soms voel ik mezelf weer kleiner worden dan ik wil zijn.

Maar langzaam groeit er iets nieuws tussen ons – begrip misschien, of tenminste respect voor elkaars grenzen.

Op een dag zegt Lotte: ‘Mama, papa maakt geen grapjes meer over jou.’

Ik glimlach en geef haar een knuffel.

’s Avonds zit ik alleen op de bank en denk na over alles wat er gebeurd is – hoe makkelijk liefde kan omslaan in pijn als je elkaar niet meer ziet staan.

Hebben jullie ooit meegemaakt dat iemand die dichtbij je staat je klein maakt? Hoe vind je dan weer jezelf terug?